ONTDEKKING VAN EEN GROOTMEESTER
LETTEN OP HET GEHALTE (EN OP VERGIF
10
Zilver is een edel metaal. Maar die adel hangt natnnrlijk wei ai van het gehalte. Zilve,
is namelijk te raeht om i„ geheel zuivere toestand te „orden bewerkt. Het wordt daar
om gelegeerd met andere metalen, gewoonlijk met koper. Bij een dergelijke noodzake
lijke werkwijze lag altijd het misbruik op de loer: het was voor de make, aantrekkelijk
mee, kope, ,e gebruiken dan nodig was. Die mogelijke lus, om wa, minde, gehalte te
maken rs al vroeg onderkend. In de middeleeuwen worden er reed, maatregelen ge
nomen, die een zo zuiver mogelijk product moeten waarborgen. Deze kwestie werd
gewestelijk geregeld in een Placaat van Philips de Schone in he, Jaar 1502. Elk „uk be-
werk, zilve, moet dan gemerkt worden door een „deecken ot geswooren», die erop
oeziet, dat het stuk wordt voorzien van twee merken: het ene is dat van de stad, waar
het zilver ter keuring word aangeboden: het andere merk is een letter, die va» Jaar tot
iaat verschil,. Dank zij die Jaarletter wa, altijd na ,e gaan, onder verantwoordelijk-
heid van welke deken werd gekeurd (en voo, ons zijn die letters nog altijd van groo,
belang, „mda, he, Jaar, waarin het stuk werd gekeurd, erui, kan worden aigeleidj
wee merken dus. En... een derde merk. Want ook de meester die he, stuk werk
gemaakt had, moes, e, zijn eigen meesterteken in slaan. Deze meestertekens moesten
ook geslagen worde» in een „plaete van latoene", die d.o, de deken Priesi.nd de
keurmeester! bewaard werd. Deze „aarborgregeiing van ,502 was zo nauwkeurig, da,
h« Placaat, zij he, me, latere aanvullingen, zijn geldigheid heeit behouden ,o, aan
net einde van de Republiek.
daarna weinig. Het zilveren vaasje, dat u
vandaag nieuw koopt, heeft vier merken van
de maker, van de stad, van Nederland en van
het jaar, waarin het werd gemaakt. Anders is
dus alleen, dat het Nederlandse wapen he
provinciale wapen heeft vervangen, zoals we
sinds 1815 ook landelijk muntgeld hebben ter
wijl er voor dat jaar provinciaal geld was.'
Wie voerde een beker?
Is dit allemaal dorre stof? Nee, toch niet. Na
tuurlijk gaat het bij het bekijken van het Frie
se zilver niet in de eerste plaats om de mer
ken en al evenmin om de ordonnanties, die
het gehalte van het zilver moesten waarbor
gen. De voorwerpen mogen op zichzelf worden
bekeken en kunnen naar eigen verdiensten
worden geschat. Maar de studie van de mer
ken is wel een belangrijk hulpmiddel. Al die
glans wordt erdoor in een bepaald verband ge
bracht. Achter de voorwerpen zie je opeens
een bepaalde meester en zelfs een bepaalde
grootmeester. Want Friesland heeft grootmees
ters gehad. In de Wassenbergh-kamers komt
u hen tegen compleet met hun naam, met
hun meesterteken en met het jaartal, dat aan
geeft, wanneer ze in het gilde werden opge
nomen.
Philips de Schone beschikte dus. En de Friese
zilversmeden wikten. Maar Mechelen lag ver
van Friesland en de Friese zilversmeden maak
ten helemaal geen haast om het Placaat te qe-
hoorzamen. Ze keken de kat uit de boom. Het
"V" 1529 uit" Toen werd*n bij
keizerlijke ordonnantie ook aan de Friese
meesters soortgelijke voorschriften opgelegd
Toch zijn er verschillen. De Friezen krijgen
het iets gemakkelijker. Over het merken met
ilon en mel de jaarletter wordt in
1529 niet gerept. Wel wordt de verplichting
opgelegd, dat de meesters hun eigen teken
slaan in een metalen plaat, die bij de „Choer-
mesteren in bewaring moest blijven. In het
Fries Museum kunt u drie van dergelijke ko-
foMSgg n aantreffen" Ze l°Pen van 1529
In de zestiende eeuw wisselt het getij. De Refor
matie wint terrein. Die verandering brengt ver
lies mee, vooral tegen het einde van de" eeuw.
m 1580 verdwijnt de rooms-katholieke kerk
SC'eel,va,n het toneel en met haar heel veel
zilver uit kerken en kloosters, dat op grote
schaal omgesmolten wordt. Maar er staat winst
tegenover. De jonge Republiek schept de
grondslagen voor een nieuwe bloeiperiode
waarin ook de zilversmeden ruimschoots delen.'
Voor hen komt er een goede tijd. En ze zor
gen, dat ze daarvoor klaar zijn. De gildebroe-
aers organiseren zich opnieuw en des te hech
ter. Ze leggen gildeboeken aan en lijsten van
meesters en leerlingen en vragen om ordon-
n,ant'fs; dle uitgevaardigd worden door de
stedelijke overheden. Dan duiken (sedert 1602)
ook de andere merken op: naast het meester
teken staat het keur van de stad en de zoqe-
naamde jaarletter. Na 1695 komt er nog een
vierde merk bij. Een placaat uit dat jaar
schrijft voor dat wijders op al het nieuw ge-
werckte goud en zilver sal worden ingeslaqen
een vierde teeken met het wapen deser Pro-
vintie Zo blijft het tot de Franse tijd, wanneer
de gilden worden opgeheven en een nieuw
tijdvak begint. Maar in principe verandert er
bierpul mei zilveren montuur van Rintie Jans (van 1661)
Serpenlijnstenen