H
O
E
D
E
N
MAYSER
MOORES
STETSON
Herenmodes Roosenstein
Woningverdeling door G.S.
doet Leeuwarden tekort
Leeuwarden van ongeveer 1200 in 1947 tot on-
neveer 4400 in 1960. Er werken dus een aantal
Huizenden inwoners van andere gemeenten
meer in Leeuwarden dan er Leeuwarders el
ders werkzaam zijn. Dat Leeuwarden hierin
een aparte positie inneemt blijkt uit het feit,
dat in Friesland de op Leeuwarden in dit op
zicht volgende gemeente in 1960 een positief
saldo van ruim 1100 had, evenals uit de om
standigheid, dat uit op één na alle gemeenten
van het vasteland van Friesland personen op
Leeuwarden pendelen. Vooral uit Tietjerkste-
radeel en Achtkarspelen trekken velen dage
lijks naar hun werk in Leeuwarden, doch ook
uit Heerenveen, Smallingerland en Sneek
pendelen meer naar Leeuwarden dan omge
keerd.
Hieruit volgt, dat de betekenis van Leeuwar
den uit een oogpunt van verschaffing van
werkgelegenheid aanzienlijk uitgaat boven wat
men op grond van zijn inwonertal en het ver
loop daarvan zou verwachten.
Wij zien geen kans een sluitende verklaring
te geven van het feit, dat de bevolking van
Leeuwarden niet gegroeid is in evenredigheid
tot de toeneming van de bevolking in andere
kernen in Friesland. Hieraan zal waarschijn
lijk een complex van factoren ten grondslag
liggen, ten dele zelfs onnaspeurlijke en on
weegbare. Wij kunnen ten dele slechts ver-
onderstellenderwijze alleen maar trachten
enkele motieven aan te geven, waarom tal van
personen, die hier werkzaam zijn, niet in onze
gemeente wonen:
1. de woningschaarste;
2. het verschil in huurprijs:
3. de psychologische remmingen ten aanzien
van de overgang van platteland naar stad.
WONINGSCHAARSTE
Jarenlang heeft Leeuwarden geworsteld met
een ernstig tekort aan woonruimte. Tegenover
de toch vrij omvangrijke nieuwbouw in onze
gemeente stonden tot nu toe steeds de in ver
houding sterke sanering en krotopruiming, ont
trekking van woonruimte voor bedrijfsdoel
einden, de oplossing van zeer veel gevallen
van inwoning en de zogenaamde gezinsver
dunning.
Daardoor was het onmogelijk de op zich zelf
redelijke aanvragen van werknemers van Leeu
warder bedrijven en diensten in te willigen.
Bovendien moesten hier noodzakelijkerwijs
strengere normen (bv. ten aanzien van de
leeftijd van jonggehuwde woningzoekenden)
worden gehanteerd dan elders. De toewijzing
van woningcontingenten aan onze gemeente
hield met de situatie in Leeuwarden niet vol
doende rekening. Tekenend is het hiervolgen-
de staatje van personen in de leeftijd van 18
tot 28 jaar, die in 1966 in het huwelijk traden
en uit onze gemeente vertrokken, omdat het
onmogelijk was hun hier woonruimte te ver
kregen (ongeveer
de helft van
deze personen
kon niet voldoen
aan de norm
van een geza-
menlijke leeftijd van 45 jaar):
Vertrek naar:
personen aantal woningen
Leeuwarderadeel
33
16
Tietjerksteradeel
21
10
Idaarderadeel
10
5
Menaldumadeel
51
23
Franeker
11
6
Harlingen
12
6
Sneek
22
12
Heerenveen
53
26
Drachten
55
27
Rest van Friesland 78
37
Totaal
346
168 (waar-
veel gemakkelijker de stap om te gaan wonen
waar zij werken zullen doen. Bij hen zullen de
bezwaren van het pendelen ook zeker zwaar
der gaan wegen.
Wij realiseren ons, dat er daarnaast tal van
andere factoren zijn, die het proces van de te
langzame groei van Leeuwarden mee bepalen.
Zo is er het algemene verschijnsel van het
forensisme van industriëlen, leidinggevenden,
bedrijfshoofden, beoefenaren van zelfstandige
beroepen enz., dat zich elders in den lande
reeds lang voordeed, doch de laatste jaren ook
met betrekking tot Leeuwarden zich in vrij
sterke mate heeft geopenbaard. Uiteraard speelt
de toeneming van de verkeersmogelijkheden
daarbij een grote rol. Vervolgens zouden wij
er op kunnen wijzen, dat wij de indruk hebben,
dat verhoudingsgewijs vele jongeren, die nog
in het ouderlijk huis op het platteland wonen,
in Leeuwarden werkzaam zijn.
Burgemeester en wethouders stellen duidelijk,
dat, hoezeer een snelle groei van Leeuwarden
voor de hand zou liggen, een ontwikkeling
van de hele streek rondom Leeuwarden niet
ongewenst is.
Wanneer het de omgeving van Leeuwarden
goed gaat, is dit ook ten proiijte van onze
stad. Iedere grotere bevolkingsconcentratie be
staat nu eenmaal uit een stad met een aantal
nevenvestigingen. Als men spreekt over de
ontwikkeling van Leeuwarden is het dan ook
zeker niet onjuist de gehele agglomeratie in het
oog te vatten. Omgekeerd zullen de groei en
de bloei van Leeuwarden ook het welzijn van
de gehele streek rondom de stad ten goede
komen.
Indien de tweede nota over de ruimtelijke or
dening wofdt gezien in het licht van de gang
van zaken gedurende de laatste jaren, dan
kan het niet anders, ol er moet twijlel rijzen
omtrent de realiteit daarvan, tenzij thans op
korte termijn zeer krachtige stimulerende maat
regelen worden genomen. Een toeneming van
het inwonertal van het noorden des lands van
1,3 miljoen tot 3 miljoen, resulterende in een
jaarlijks vestigingssaldo van 20.000 per jaar
over een termijn van ruim dertig jaar, is im
mers alleen maar te bewerkstelligen wanneer
dit (gelorceerde) groeiproces nü begint.
Als Leeuwarden zal uitgroeien tot een stad als
is gepland en de functie zal vervullen, die
deze stad is toegedacht, zal daartoe nü de ba
sis moeten worden gelegd. Het gemeentebe
stuur van Leeuwarden is hierop, voor wat de
beschikbaarheid van plannen betreft, ingesteld.
Het lijkt b. en w. volkomen irreëel te ver
wachten, dat een dergelijke toeneming van de
bevolking nog wel te realiseren zou zijn in
bijvoorbeeld de laatste twintig jaar van deze
eeuw. Als de regering meent zoals zij
stelt dat zowel in het belang van het noor
den des lands als in het belang van de rest
van Nederland een dergelijke meer gelijkma
tige spreiding van de bevolking moet worden
verwezenlijkt, dan wordt het thans hoog tijd
daarvoor de nodige stappen te ondernemen.
Uit al het vorenstaande blijkt, dat momenteel
nog zo goed als niets waarneembaar is van
een begin van dit proces.
van 3 woonschepen
en 1 woonwagen)
Daarnaast spelen stellig tal van psychologische
factoren met betrekking tot de overgang van
de plattelandsgemeenschap naar de meer mas-
sificerende stad een belangrijke rol. Ongetwij
feld gelden deze in mindere mate met betrek
king tot een verhuizing naar kleinere plaatsen
als Drachten, Heerenveen e.d. Wij hebben het
gevoel, dat de tijd hier ten gunste van Leeu
warden zal werken en dat volgende generaties
Beijerstraat 5, Leeuwarden
Op 1 januari van dit jaar waren in Leeu
warden 1767 woningen in aanbouw, als
volgt verdeeld: 403 gemeente, 992 woning
bouwverenigingen, 157 premiewoningen en
215 ongesubsidieerde woningen. Eerstdaags
zal waarschijnlijk een begin kunnen worden
gemaakt met de bouw van 1366 woningen
in Bilgaard, waarover wij in het januari
nummer hebben bericht.
In de periode van 1 september 1965 tot
1 januari zijn 1207 woningen gereedgeko
men: woningbouwverenigingen 671, premie
woningen 141, ongesubsidieerde woningen
395.
Dit constateren b. en w. met vreugde in
hun aanbiedingsbrief bij de gemeentebe
groting. Maar de vreugde is niet onver
mengd. We laten het college verder aan het
woord:
,,Tot ons genoegen mochten wij uit het
antwoord van de minister van Volkshuis
vesting en Ruimtelijke Ordening constate
ren, dat ook hij de situatie in Leeuwarden
niet zodanig achtte, dat het vrijere beleid
aldaar meteen kon worden toegepast. Onze
gemeente verkeerde derhalve, ook naar het
oordeel van de minister, in een uitzonde
ringspositie, vergeleken bij de andere Friese
gemeenten.
Met het oog op het door de toenmalige
minister van Volkshuisvesting en Ruimte
lijke Ordening gewenste beleid en gelet op
de uitzonderingspositie, waarin onze ge
meente verkeert, hadden wij de stellige
verwachting, dat bij de verdeling van het
aan de provincie Friesland toegekende con
tingent woningwetwoningen in het bijzon
der rekening was gehouden met de ge
meente Leeuwarden.
Wij zijn in onze verwachtingen echter in
hoge mate teleurgesteld. Gedeputeerde Sta
ten hebben bij de woningverdeling met de
situatie van Leeuwarden geen rekening ge
houden en zijn met het systeem van de
woningverdeling op de „oude' wijze voort
gegaan. Op deze wijze wordt de gemeente
Leeuwarden belemmerd de woningbouw in
de woningwetsector forser aan te pakken
en wordt het beleid dat de vorige minis
ter van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening met zo veel gloed, overtuiging
en enthousiasme heeft verdedigd, gefrus
treerd.
Van de 1470 woningen voor de hele pro
vincie kreeg onze gemeente er slechts 280
toegewezen. Dit aantal is voor onze ge
meente zelfs veel te gering om de geheel
gereed zijnde plannen in een fors tempo tot
uitvoering te brengen. Bovendien belet deze
geringe toewijzing ons andere initiatieven
te ontwikkelen. Wij hebben mede kritiek
op het verdelingsbeleid van Gedeputeerde
Staten, omdat daarbij naar onze overtuiging
geen of te weinig rekening is gehouden met
de werkelijke woningnood in de onder
scheidene gemeenten.
Wij hebben onze ernstige ongerustheid over
deze gang van zaken ter kennis gebracht
van de minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening en van de Gedepu
teerde Staten.
Volledigheidshalve merken wij hierbij op,
dat de geringe contingentstoewijzing naar
onze mening in geen geval tot gevolg mag
hebben, dat de uitvoering van het plan voor
de bouw van 928 woningen volgens het
Outinord-systeem wordt getemporiseerd. Wij
blijven een zo snel mogelijke bouw van
deze woningen noodzakelijk achten. Met
vóórfinanciering door de gemeente zal dit
ook wel mogelijk zijn. Dit betekent echter,
dat de woningtoewijzing voor 1968 bijzon
der hoog zal moeten zijn."