Franeker
11
Starters poëtische scheepje wordt door twee zwanen voortgetrokken door de
„Friesche Lusthof".
Dit curieuze titelblad schijnt geïnspireerd te zijn op het vroegere Hofplein als
amoureus centrum van Leeuwarden dit alles uiteraard in een zeer zinnebeel
dige trant. Men ziet de Friese maagd, een menigte Cupido's, van wie één op de
arm dezer maagd (een nogal compromitterende situatie, vinden wij), benevens
12 minnende paren in allerlei bevallige houdingen. Rechts het Stadhoudershof,
links de Auckamastins, die hier voor het tegenwoordige stadhuis stond en ook
als stadhuis fungeerde. Zou het toeval zijn, dat we hier ter plaatse tegenwoordig
het kastje met de huwelijksafkondigingen vinden?
gevoeehlijckste voortaen sullen mogen ver
hindert worden, is geresolveert, aengesien
tsynodus hope gecregen hadde, dat sulcx
wélhaest ophouden soude, dat de respecti
ve classes haere beste sullen doen om sulcx
mette beste middelen af te crijgen". Dit
laatste gebeurt en tenslotte lezen we over
Leeuwarden: „8 Jan 1619 is by de Raad
geresolveert dat de Reetorisijns het ageren
voortaen opgesecht ende verboden sal wor
den" en een dag later is door de Gedepu
teerde Staten van Friesland „de deurswaer-
der van 't quartier gecommitteert ende ge-
ordonneert omme Jan Starter cum socijs
't gebruijck van sLands-Tuchthuijs t'ontseg-
gen ende eensweegs aen te dienen, dat hij
't neffens ouer leveringe vande sleutels 't
selue binnen drie weken nade insinuatie de-
ses sal ontledigen van alle behoeften, die
hem in sijne qualiteyt gedient hebben totten
gebruycke van het comediespelen, bij pene
dat men andersins 't selue tot sijne costen
sal doen ontledigen".
Hiermee komt er een einde aan het bestaan
van de Leeuwarder rederijkerskamer. Het
zelfde jaar verkoopt Starter in Amsterdam
aan Coster de toneelcostuums en de spelen.
De dichter is een teleurgesteld man. Zijn
aanzien is in de stad bovendien gedaald
door een burenruzie, die voor het stedelijk
gerecht kwam en zijn vrolijke manier van
leven heeft veel stadsgenoten gehinderd en
heeft zijn zaken geen goed gedaan. De man
die zes jaar eerder een belangrijke plaats
in de stad kwam innemen, vertrekt dan
naar Franeker. Het wordt een vertrek, dat
meer lijkt op een vlucht van een man, die
de moeilijkheden die op hem af komen,
niet meer de baas kan.
Op 22 juni 1620 laat Starter zich aan de
academie van Franeker als juridisch stu
dent inschrijven. Zijn korte verblijf in de
stad is echter niet een tijd van studie ge
weest, maar een tijd van losbandig leven.
In korte tijd maakt hij een schuld van 275
kan bier en 24 mingelen brandewijn. Het
geld, dat hij weet te verkrijgen door te leu
ren met gedichten op de dood van Willem
Lodewijk, glipt hem tussen de vingers weg.
Als hij zelf in september 1621 reeds naar
Holland vertrokken is, wordt er op aan
drang van zijn talrijke crediteuren in Fra
neker boelgoed gehouden. Als de verkoping
van het huisraad honderdvijfenzestig gul
den meer opbrengt, dan er schulden zijn,
weet men niet eens, waar men dit geld
heen moet sturen.
Ondertussen is in 1621 de eerste druk ver
schenen van Starters dichtbundel „Friesche
Lusthof". Het is een verzameling vrolijke
liederen, waarvan sommige op muziek van
Jaques Vredeman. Op allerlei wijzen wor
den de geneugten van de drank en het min
nespel bezongen en ook de uiterlijke kwali
teiten van het zwakke geslacht komen ruim
schoots aan de orde. Bekend uit het boek
je is vooral Starters getuigenis, „dat bin
nen Frieslands lijn, de schoonste, heuschte
en beleefdste vrouwen zijn". Gevoelig voor
roem als we zijn, is Starters bundel vooral
echter bij ons bekend gebleven door zijn
lovende woorden in „Nieu-Liedeken tot lof
van Vrieslandt". Van de provincie, die hem
gekend heeft in zijn opkomst en neergang
zegt hij hier in de eerste strofe:
O Vriesland! so vol Deugden, als ick een
Landschap weet,
Vercierd met duysend Vreugden, u bodem
is bekleed
Met Korenrijcke Velden, u Steden sijn
voorsien
Met Wallen en met helden, die wijslijck u
gebiên.
O Friesche Aard', recht Edel Landt,
Die door het swaerd de Vryheyd want".
De „Friesche Lusthof werd een succes. Na
de uitgave van 1621 verschenen er herdruk
ken in 1623, 1624, 1626, 1627, 1628 (2 x),
1634 en in de rest van de zeventiende en
in de achttiende eeuw. Daarnaast kwamen
er talloze heruitgaven van Starters kluch
ten. Het succes trekt Starter echter niet op
uit zijn neergang. In 1623 voltooit hij nog
een toneelstuk van de gestorven Bredero,
maar hij is in feite dan al geworden tot
een gelegenheidsdichter, die leeft van het
geld, dat hij hier en daar voor zijn ge
dichten kan los peuteren.
In 1625 wordt hij „historischriver van den
Grave van Mansfeit". Als een soort secre
taris en lijfdichter volgt hij deze generaal-
avonturier naar zijn bezitting Lauenburg en
daarna trekt hij met hem door Duitsland,
Moravië en Hongarije naar Bosnië. Hier
sterft hij ergens in 1626, tweeëndertig jaar
oud, ten gevolge van de vele ontberingen.
Zoals vele dingen in zijn leven onbekend ge
bleven zijn, is ook de plaats en de tijd van
zijn dood onbekend. Een kort leven vol vro
lijkheid en vol tegenslag is beëindigd.
„Helaas! wat is de mensch? Hij schijnt een
bel, een veder,
Die met veelmoeite rijst, en daalt van
zelve neder".
S. TEN HOEVE.