Laatste rustplaats der Nassaus
werd in 1/95 geplunderd
12
In de geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden vermeldt Wopke
Eekhoff dat het koor van de Jacobijner kerk in 1588 tot begraafplaats werd
bevorderd. In datzelfde jaar stierf Anna van Oranje, de vrouw van de
Friese stadhouder Willem Lodewijk van Nassau. Anna werd bijgezet in een
grafkelder in het koor van de Grote Kerk. Later liet Willem Lodewijk op
haar graf een tombe van zwart marmer plaatsen, waarop de in wit albast
uitgehouwen beeltenis van de gestorvene kwam te liggen. Volgens de
Utrechtse oudheidkundige Buchell was een zekere Johan Schoorman uit
Gent de maker.
Toen Willem Lodewijk in 1620 stierf, bleek uit zijn testament dat hij naast
zijn vrouw begraven wilde worden. Bovendien stelde hij nog 2000 3000
Carolusguldens beschikbaar voor een monument dat tot zijn nagedachtenis
opgericht moest worden.
Het koor met de graftombe in 1633
In 1631 kwam dat monument klaar. Het was
geplaatst tegen de noordmuur van het koor.
Ontwerper van het monument was de beeld
houwer Pieter Hendriksz de Keyzer, zoon van
de beroemde en veel in Amsterdam werk
zame beeldhouwer Hendrik. Een niet genoem
de leerling van De Keyzer vervaardigde het
monument, dat bestond uit de knielende Wil
lem Lodewijk, met aan weerskanten de beelden
Standvastigheid en Voorzienigheid en voorts
het wapen van Willem Lodewijk, acht kwar
tierwapens en een latijnse tekst.
In de grafkelder die onder het koor was ge
maakt, werden in 1628 twee kinderen bijgezet
van Ernst Casimir, broer van Willem Lodewijk.
Toen in 1633 Ernst Casimir bij Roermond sneu
velde, werd ook hij in de grafkelder bijgezet.
In 1641 stierf ziin zoon Hendrik Casimir I en
in 1642 zijn vrouw Sophia Hedwig van Bruns-
wijk. Beiden kregen een rustplaats in de graf
kelder.
Eekhoff meldt, dat door het grote aantal sterf
gevallen de grafkelder langzamerhand te klein
was geworden. In 1690 werd daarom „op kos
ten van den Lande" de ruimte vergroot met
een tweede, minder diep liggende kelder.
Achtereenvolgens werden hierin bijgezet: Wil
lem Frederik (1665), z'n dochtertje Sophia Hed
wig (1667), z'n zoontje Willem George Friso
(1686) en zijn vrouw Albertina Agnes van
Oranje (1696).
Ook de nieuwe kelder was nu helemaal vol.
Toen Hendrik Casimir II in 1696 stierf, gaf zijn
vrouw, Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau,
daarom opdracht de kelder opnieuw in weste
lijke en zuidelijke richting te vergroten.
Hofarchitect Jan Aerts Pruimer werd met het
karwei belast. Door onoordeelkundig wegbre
ken van een pilaar in het koor ontstond er
gevaar voor instorting. Pruimer werd door dit
alles gewikkeld in een proces met de magis
traat. Een andere architect herstelde later de
schade, maar al spoedig bleek, dat door de
grote vochtigheid de nieuwe kelder niet bruik
baar was.
Op verzoek van prinses Amalia werd de vroe
gere kerkeraadskamer, een overwelfde ruimte
aan de noordzijde van de kerk en op het ogen
blik in gebruik als kerkeraadskamer van de
hervormde gemeente van Leeuwarden, door de
magistraat afgestaan aan de stadhouderlijke
familie.