Ook in de vorige eeuw werd over het
grachtwater geklaagd
M AYS E R
MOORE5
STETSON
Herenmodes Roosenstein
„Proeve ener geneeskundige plaatsbeschrijving van de gemeente
Leeuwarden dr. PH. Asman, 1870
werp had. Dr. Kooperberg verwierf met zijn,
later in druk verschenen, inzending op 28 juni
18H7 rip non den erenriis. Of dr. Asman even-
ineren.
Beijerstraat 5, Leeuwarden
„Een groot gedeelte van de schadelijke gevolgen, die uit het wonen in deze stegen
'voortvloeien, moet ongetwijfeld worden toegeschreven aan de ondoelmatige wijze, waar
op de goten, kolken en riolen zijn ingericht. De goten zijn hier, zowel in straten als m
stegen, open; over het algemeen ondiep en gewoonlijk niet gemetseld, maar m zand;
langs de huizen of in de stegen, ook somtijds door het midden lopende. De afwater,ng
is in de regel onvoldoende, terwijl de kolken, waarmede zij in verband staan, ook som
tijds gebrekkig bedekt en zeer dikwijls verstopt zijn; meermalen dragen deze kolken
alle kenmerken van mestvaalten op kleinere schaal. Niettegenstaande de in 1856 uitge
vaardigde en 27 september 1i860 vernieuwde verordening betreffende de instandhouding,
bruikbaarheid, reinheid, vrijheid en veiligheid der openbare wegen enz. vele en doel
matige bepalingen heeft vastgesteld, om de zindelijkheid te bevorderen, kan men met
zeggen, dal deze bepalingen steeds streng worden gehandhaafd. Zo wordt b,,voorbeeld
in art. 27 verboden om bij het slachten van beesten bloed of drekstoiien op de openbare
straat of in de daarnevens lopende goten te laten lopen of langs deze wegen enz.; men
behoeft slechts bij elke slachterij zijn ogen te laten rondgaan, om dadelijk te zien, hoe
weinigen dit artikel schijnen te kennen.
Niet alleen, dat bijna alle slachters dit verbod overtreden, ook het gehele publiek maakt
zich er aan schuldig, en voor de naburige huizen en stallen zijn de stegen dikwijls de
uitlozingsgangen voor alle mogelijke vuil.
neeskundige plaatsbesch J 9 „enees- sten en Wetenschappen, die een geneeskundige
den en wel v Stadsziekenhuis Dit plaatsbeschrijving van een Nederlandse stad
SÏÏÏÏ.™» Beide werken behoor- L. .e„ tienduizend inwoners ,o, onder-
Ook nu is, wat het rioleringssysteem betreft,
de situatie nog verre van ideaal. Maar we zijn
bezig met de grote, definitieve verbetering, die
tot stand zal zijn gekomen, wanneer we straks
de rioolzuiveringsinstallatie hebben voltooid.
Het is een groot en een kostbaar werk, maar
met de voltoooiing is een zo groot stuk welzijn
van de stad gemoeid, dat we ons deze offers
moeten getroosten, om zwarte bladzijden te
voorkomen in een toekomstige „geneeskundige
plaatsbeschrijving."
Dit is de rivierclipper
„De Hoop", oorspronkelijk
„Louisa" geheten en in 1930
te Pannerden gebouwd.
Het schip is nu eigendom
van de heer J. Koopmans
te Leeuwarden, die er een
varende zeilschool mee is
begonnen, in het vervolg
op zijn zeilschool te War-
tena. „De Hoop" fungeert
daarbij als moederschip,
waarin zich de huisvesting
voor de leerlingen bevindt
(zeven hutten, met plaats
voor zon dertig passa
giers) en waar bovendien
een hut voor lessen en re
creatie aanwezig is. Bij dit
moederschip hoort een
aantal „zestienkwadraten"
die tijdens de instructie-
cruse van een week het
moederschip volgen, be
mand met leerlingen en
instructeurs. De cursussen
duren een week; elke za
terdag wordt vertrokken
voor zon instructieve en
attractieve tocht door
Friesland. Het fraai getuig
de schip is een opvallende
verschijning op de Friese
later in
1887 de gouden ereprijs. Of dr.
eens eer van zijn werk heeft gehad is ons niet
bekend, maar het hierboven afgedrukte citaat
uit zijn boek (in de hedendaagse spelling om
gezet) mag wel gelden als een beeldend stukje
proza, waarin de smeerpijperij van de toenma
lige Leeuwarders ten voeten uit oprijst.
Daar weet dr. Kooperberg ook van mee te pra
ten. Hij noemt het water van de grachten en
sloten van de slechtste kwaliteit, alleen ge
schikt voor spoelwater en brandblussing. Voor
de hedendaagse Leeuwarders is dit overigens
geen uitspraak om van te schrikken, want het
spoelen moeten we heden ten dage toch wel
van de gebruiksmogelijkheden aftrekken en
voor brandblussing durven we ons grachtwater
slechts aan te bevelen, indien er niets meer te
redden en dus ook niets meer te bederven valt.
„Organische lichamen in zwevende, opgeloste
en gasvormige toestand, georganiseerde wezens
van allerlei aard, rottings- en ontbindingspro-
dukten, kortom alles, wat een stadswater
slecht kan maken, wordt er in aangetroffen,
zo schrijft dr. Kooperberg tot onze hedendaagse
troost en tot onze hedendaagse verbazing over
de „georganiseerde wezens". En hij gaat ver
der: „In de zomer moet menige wandelaar zijn
wandeling staken en ramen moeten worden
gesloten". De onwelriekendheid was er in gra
den; de Voorstreek van Nieuweburen tot gas
fabriek en de Tuinen spanden, volgens deze
deskundige, de kroon. Om verbetering in deze
kwalijke toestand te verkrijgen beval dr. Koo
perberg aan een doorstroming uit de meren,
„met gebruikmaking van een natuurlijk of
kunstmatig drukkingsvermogen."
De schrijver heeft het ook over het tonnen
stelsel, toen nog een nieuwtje, dat nog op ba
sis van vrijwilligheid werd toegepast. Hij pleit
te voor de invoering van een verplicht gebruik
om de vervuiling van het open water zoveel
mogelijk tegen te gaan. Nu zijn we in een snel
tempo bezig dit stukje sanitaire folklore af te
schaffen, maar zo lang de rioolzuiveringsinstal
latie niet werkt, betekent dit een toenemende
watervervuiling in en om de stad.
Inmiddels laat de ons door de heren Kooper
berg en Asman in hun geneeskundige plaats
beschrijvingen geboden lectuur er geen twijfel
aan bestaan, dat de hygiënische toestanden in
het Leeuwarden van de vorige eeuw bijzonder
slecht waren, vooral in de woonbuurten van
de arbeiders, die aan stegen en sloppen hun
eenkamerwoningen hadden: woningen zonder
licht en lucht, zonder bruikbaar water en zon
der een goede riolering. Hier leefden mensen
in de erbarmelijkste omstandigheden, hier groei
den kinderen op zonder redelijke levenskansen.
Cholera en tyfus waren dagelijks voorkomen
de ziekten, die veel slachtoffers eisten.