RIOOLWATER-ZUIVERINGSINSTALLATIE:
bacteriën als vuilverwerkers
in gemeentedienst
8
Uit de „Geneeskundige Plaatsbeschrijving" van Leeuwarden, die dr. Ph.
Kooperberg in 1888 het licht deed zien, blijkt, dat het water in onze stads
grachten ook toen in sterke mate was vervuild. Dat was het geval in een
stad met zo n 25.000 inwoners. Natuurlijk waren, althans bij veel Leeuwar
ders, de opvattingen over hygiëne in die tijd heel wat luchthartiger dan nu
het op straat deponeren van slachtafval is in onze ogen wel een schande
lijke bijdrage tot de stadsvervuiling maar staan we er technisch nu
wel zoveel beter voor? Zeker niet wanneer we beseffen dat onze riolen
nog steeds uitmonden op open water, terwijl we nu te maken hebben met
een bevolking van meer dan 80.000 mensen.
Om de zaak in de juiste proporties te zien
moeten we bginnen vast te stellen dat de uit
monding van riolen op open water op zichzelf
geen kwaad behoeft te veroorzaken. Het water
is nu eenmaal op de verwerking van vuil in
gesteld een reukloze verwerking zelfs. Daar
aan is evenwel één voorwaarde verbonden en
dat is de aanwezigheid van voldoende zuur
stof in dit water. Onder deze omstandigheid
komen er de zogenaamde aerobe bacteriën
(zuurstofminnende bacteriën) in voor, die met
elkaar zorgen voor een afbraak van de afval-
produkten, zonder dat er onwelriekende gas
sen worden gevormd of onaangename resten
overblijven. Kleine gemeenschappen met veel
open water in de buurt, kennen geen zuive
ringsproblemen.
De moeilijkheden ontstaan wanneer er sprake
is van een wanverhouding tussen de hoeveel
heid water en de hoeveelheid vuil. De zelf
reinigende werking van het water functioneert
slechts indien de concentratie vuil beneden een
bepaalde waarde blijft. Dat is wel logisch
want hoe ijverig die aeroben ook mogen zijn,
ze komen bij een overmaat van vuil aan het
eind van hun afbraakcapaciteit.
Gebeurt dit, dan belanden we in een snel
tempo „in de puree". Niet alleen blijft er onver
werkt vuil over, maar bovendien gaat het
zuurstofgehalte van het water, door dit onver
werkte vuil, snel achteruit. En dat betekent de
dood door verstikking voor de aerobe bacte
riën, die, zoals we al hebben gezegd, „zuur-
stofminnend" zijn. Terwijl we méér van deze
werkkrachten nodig zouden hebben, gaan deze
nijvere vuilverwerkers collectief ten gronde.
De aeroben komen om in het werk, zou men
kunnen zeggen.
Inmiddels blijft de natuur niet werkeloos
toezien wanneer dit proces van vuilaf-
braak tot staan wordt gebracht. De taak
van de aerobe bacteriën wordt namelijk in
zuurstofarm water overgenomen door hun
anaerobe collega's, die zich in de over
maat van afvalstoffen bijzonder op hun
gemak voelen en voor hun levensonderhoud
geen zuurstof van node hebben.
Naar onze menselijke maatstaven gemeten, zijn
deze anaerobe bacteriën zeer grote viezeri
ken, zoals ze zich tegoed doen aan vuil en slijk
en daarbij een proces op gang brengen dat men
gisting mag noemen, maar dat met rotting be
ter is gekarakteriseerd. Onze, speciaal door het
reukorgaan gevoede, afkeer van deze bacterio
logische bezigheden mag evenwel niet verhin
deren te constateren, dat deze anaeroben even
eens een nuttige functie hebben. Ook zij be
werkstelligen een chemische afbraak van het
vuil, die eindigt met het uiteenvallen daarvan
in onschuldige en in het geheel niet hinderlij
ke bestanddelen. Dat gaat echter gepaard met
een sterke gasontwikkeling, waarbij onder
meer zwavelwaterstof ontstaat, dat volgens de
scheikundeboeken riekt naar bedorven eieren.
Dit gas kwelt onze reukzenuwen in hoge mate-
op warme dagen betonen deze bacteriën hun
grootste ijver en dat klopt ongetwijfeld met
uw persoonlijke bevindingen omtrent het stin
ken der grachten. Naast zwavelwaterstof komt
o.a. ook nog methaan vrij, ook wel moerasqas
genoemd. Het is brandbaar en kan dus als
brandstof worden gebruikt. Onze stadsgrachten
fungeren niet als winplaatsen van dit gas,
maar wanneer we het aanstonds hebben over
de rioolwaterzuiveringsinstallatie, dan blijkt
dit gas winbaar en bruikbaar te zijn.
De zuiveringsinstallatie
Het is aan geen twijfel onderhevig, dat het
uitmonden van onze riolen op open water zo
gauw mogelijk moet eindigen. De gedachte al
leen al, dat het vuil van meer dan tachtigdui
zend mensen een belangrijk deel vormt van
de inhoud van onze pittoreske grachten is
even weerzinwekkend als de daaruit bij warm
weer opstijgende dampen. Het gemeentebe
stuur is dan ook al jaren doende, om daar een
eind aan te maken, eerst alleen op papier,
maar nu gelukkig ook in de werkelijkheid. U
weet waarschijnlijk, dat aan de oostkant van
de stad, bij de Greuns, momenteel een riool
waterzuiveringsinstallatie in aanbouw is: een
groot complex van betonnen bassins en enkele
vrij hoge, eveneens uit beton opgetrokken,
torens. Daar zal in de toekomst het rioolwater
worden gezuiverd, tot er twee „eindproduk-
ten ontstaan, namelijk gezuiverd water en
zogenaamd uitgegist slijk. Het eerste wordt
naar de Wijde Greuns afgevoerd en het slijk
gaat naar slijkvelden bij de installatie, waar
het kan indrogen en daarna dienst kan doen
bij grondverbetering, waarvoor het als mest
stof een grote waarde heeft. Het is een reuk
loos produkt, dat zonder bezwaar op open ter
rein kan worden bewaard.
Hoe gaat de rioolwaterzuivering nu in zijn
werk? De eenvoudigste gedachten gaan uit
naar een soort filtering, waarbij het water en
de vaste bestanddelen van elkaar worden ge
scheiden. Maar daarmee zijn we er niet. Deze
^!iH^ir 00rgr0nd- tWte nabezinklanks: ronde bassins van beton met een
d r,U'? dfJl'g meter De rioolwaterzuiveringsinstallatie krijgt
acht van deze tanks. De voorbezinktanks, twee in getal hebben onaeveer
Inul "'meting (28,60 m. diameter) en constructie. Van de totale instal-
wordt voorlopig driekwart mechanisch ingericht, de rest biedt dus de
mogelijkheid van een verdere uitbreiding. Op de achtergrond de Lel
slijkgistingstanks. Het zijn torenachtige constructies met een breedte van
ongeveer 17 meter en een hoogte van ongeveer 25 meter.
bnssLLLL Z'elaï!ter e'kaar 'wee van de vier beluchtingstanks, ovale
IntLLTllT, eedtG Van 0' 17 meter en een tengte van plm. 60 meten
rechts vnn HL vier van deze tanks in de installatie. Aan de achterkant
voerde ZnLnL de V''Ze' in a™bouw, waarmee het aange
voerde rioolwater op de vereiste hoogte wordt gebracht.