de jachthaven is altijd wat te beleven
Op
Het sierlijke ophaalbruggetje van de
jachthaven.
Wij Nederlanders zijn een volk van onverbeterlijke optimisten, althans wat het weer
betrelt. In andere zaken neigen wij doorgaans wat naar het zwaarmoedige, maar onze
metereologische toekomstverwachtingen zijn steeds weer gebaseerd op de blijmoedige
wetenschap, dat achter de wolken de zon schijnt en dat deze wolken als bij toverslag
kunnen verdwijnen. En gebeurt dit, dan is het recreëren in de vrije natuur geblazen,
onder een stralende hemel, waarin de zon zoveel kracht ontwikkelt, dat men allerlei
oliën en smeersels moet aanwenden om niet geheel en al verbrand te raken.
Dit weer hoort, in onze gedachten, bij de zomer.
De werkelijkheid leert veelal anders, maar de
werkelijkheid is ook iets, waarvoor wij ge
woonlijk de ogen sluiten. Wij worden daarin
gesteund door de weerman van de televisie,
die met krachtige lijnen allerlei onbegrijpe
lijke dingen op de kaarten aanduidt en daarbij
een verhaal ophangt, dat geheel uit het me
teorologisch vakjargon is opgebouwd. Of weet
u soms wat een randstoring is? Begrijpt u
waarom de wind waait zoals hij waait, wan
neer de luchtdrukverdeling u onder het oog
wordt gebracht? Daar worden wij, gewone men
sen, niet wijs uit en dat is maar goed ook, want
indien het weerbericht zonder wetenschappe
lijke omballingen werd gepresenteerd, dan zou
elke geestelijke vluchtweg zijn afgesloten. Nu
kunnen we in onze onnozelheid altijd nog ge
loven, dat het K.N.M.I. zich vergist bij een
sombere voorspelling. Tenslotte vergist het
K.N.M.I. zich nog al eens, ondanks al die lijnen
op de kaart
De Nieuwe Leeuwarder Jachthaven, thuis
haven voor de Leeuwarder pleziervaarders,
is gebouwd op illusie en werkelijkheid
beide. De illusie, dat de zomer een periode
is met veel warmte en zonneschijn en de
bries, die nodig is om zeilers vooruit te
helpen. De werkelijkheid, dat het hier
vaak regent en waait, waardoor het raad
zaam is de schepen een beschutte ligplaats
te bieden. Daarom zijn er veel schiphuizen,
zo veel, dat de Nieuwe Leeuwarder Jacht
haven de grootste overdekte jachthaven
is van West-Europa, misschien wel van
geheel Europa, maar wat weten wij op dit
punt (en op vele andere punten) van het
onmetelijke rijk van de Sovjet-Unie?
Dit is trouwens niet de enige merkwaardigheid
van de Nieuwe Leeuwarder Jachthaven. Ook
de havenmeester mag daartoe worden gere
kend, om te beginnen al, omdat hij Drijver
heet Auke Drijver, om heel precies te zijn
en men kan moeilijk een naam bedenken, die
meer met het beroep is verweven dan deze.
Toch is het niet de naam die hem op deze
plaats heeft gebracht. Het is zijn bekendheid
met alles wat op het varen betrekking heeft,
gevoegd bij zijn vaardigheid om in een losse
trant met het publiek om te gaan. Het publiek,
dat op zomerse dagen en masse op de jacht
haven verschijnt, met medeneming van alle
victualiën, die het leven aan boord veraange
namen en voorts van de jakken, hesjes en
regenkleding, die nodig zijn om het hoofd te
bieden aan een plotseling invallende kou of
aan onverwachte regen.
Het is moeilijk in de zomer een ononderbro
ken gesprek te voeren met de havenmeester
van de Nieuwe Leeuwarder Jachthaven. Voort
durend wordt hij aangeroepen door varens
gasten, die iets nodig hebben uit het uitgebrei
de arsenaal. De een zoekt een boot, de ander
een touwtje, de derde begeert een verfrissend
drankje, er zijn klanten voor benzine of olie.
Af en toe moet de reddende hand worden ge
boden aan een drenkeling. Het enige verdrin-
kingsgeval heeft zich tijdens de oorlog afge
speeld in de oude jachthaven. Het was een
Duitse soldaat; we waren daar toen niet kapot
van, alhoewel hij, indien hij de oorlog en
alle nederlagen had overleefd, nu misschien
met een zak vol Marken een geëerde gast in
ons land was geweest. Havenmeester in de
oorlog was geen gemakkelijke baan, want ook
hier probeerden de Duitsers schepen te vorde
ren, een wens, die niet strookte met de be
langen van de eigenaren. Het was dan de sport
de schepen voor het koninkrijk der Neder
landen en de rechthebbenden te behouden.
Vooral de laatste oorlogsdagen waren kritiek:
een troep Duitsers kwam schietend en ruiten
intrappend het terrein op om uitvoering te
geven aan hun, door dronkenschap aangewak
kerde, voornemen de Kriegsmarine te verster
ken met de hier afgemeerde vaartuigen. De
Leeuwarder vlootvoogd Drijver, die daarbij
hand- en spandiensten moest verrichten, had
zich evenwel tactisch teruggetrokken op de
Langemeer, waar geen krijgsrumoer de vredige
stilte verscheurde.
„Mooie dingen maak je mee als havenmeester",
zegt Drijver. „Op een keer kwamen een paar
studenten me vragen een borreltje mee te drin
ken. Ik zei, dat ik 's avonds wel langs zou
komen, want tijdens mijn werk drink ik niet.
Enfin, ik zou er heen, maar hoorde een heidens
kabaal. Het waren die mensen. Ze zaten aan
de steiger en zingen, schreeuwen! Niet nor
maal meer. Enfin, ik ga er heen en zeg ze dat
ze rustig moeten zijn. Even blijft het rustig,
maar dan begint het lieve leven weer van
voren af aan. Ik erheen. Ha, brulden ze, de
havenmeester. Die komt nog een borreltje
drinken. Nou jongens, zei ik, dat gaat niet
meer. Maar ze drongen aan en om de rust te
herstellen moest ik eraan geloven. Ik mikte
alles over m n schouder. Wat kan die vent
drinken! riep er een. Nóg een. En daarna nog
twee. Ze waren zo onder de indruk dat ze snel
gingen slapen. En ik ook." Hoe de vissen in
de jachthaven op dit feest hebben gereageerd
vermeldt de historie niet.
Het terrein van de jachthaven is ruim en on
overzichtelijk. Al is het 't domein voor vredige
en doodeerlijke watersporters, toch kunnen
er gemakkelijk excessen ontstaan, wanneer
buitenstaanders met minder nobele bedoelin
gen het territorium van de heer Drijver be
treden. Vernielingen en ook dieverijen waren
de wangedragingen, die het jachthavenbestuur
al lang geleden noopten de toegang voor on
bevoegden te verbieden. Jammer voor de or
delijke kijkers, voor wie het beweeg der
scheepjes een hele attractie is, maar al te
vaak lieten ouders de vrije hand aan hun na
kroost bij het plegen van allerlei vernielingen.
Bovendien hebben toeristen, die met hun boot
in de jachthaven liggen, er bepaald een hekel
aan, wanneer voortdurend vreemde gezichten
voor de ruiten van de boot verschijnen om
eens te kijken hoe het binnen is gesteld.
Zo nam de heer Drijver eens jongelui waar,
die op het eerste gezicht een vrijend paartje
leken te vormen. Nu moet men, stellig op
een jachthaven, de zon in het water kunnen
zien schijnen, zodat hier geen zakelijke be
zwaren tegen konden worden aangevoerd.
Maar op het tweede gezicht bleken het twee
jongens te zijn, die met amoureuze schijnbe-
Hctvenmeester A. Drijver van de Nieuwe
Leeuwarder Jachthaven.