lerd- ekte rou- iden oor- dro- tent liet- rgel lec- dat aam els- gste an- met een ode val- eeft is oor de ren van rar- ige en- al ja- rna ere aar ien De honderdjarige B. Buwalda in zijn salonwagen 's Winters is voor de honderdjarige Binse Bu walda de saaie tijd van het jaar. Dan is er immers uit het raam van de woonwagen niet veel anders te zien dan andere woonwagens van andere kermisreizigers, die voor het over grote deel familie van hem zijn. Wat hem in die rustige maanden vooral overblijft is zijn tabaksdoos. Die bevatte vroeger geurige baai voor zijn pijp, maar die inhoud werd een jaar of vier geleden vervangen door een ander ge notmiddel dat Buwalda zijn hele leven heeft gekend: de pruim. Toen zijn dochter de pijp te gevaarlijk vond die zou kunnen vallen en brand veroorzaken als Buwalda in slaap sukkelde schakelde vader Buwalda even gemakkelijk weer over op zijn, nog niet ver geten, pruimtabak. Om dezelfde reden moest de oude baas er het vissen aan geven. Een sport, die hem, vooral vroeger aan boord, altijd hevig bezighield. Als karpervisser genoot hij zelfs een zekere faam onder andere kermiscollega's en schippers. Toen hij aan de rand van een water eens bijna voorover dreigde te vallen, vond zijn dochter het tijd worden dat Buwalda de hengels van de hand deed. Als honderdjarige met een fitte geest en met een redelijk gehoor en gezichts vermogen zijn voor hem de zomermaanden overgebleven, want als man van het oude stem pel in deze wereld kan Buwalda lezen noch schrijven' en de televisie, waarvan hij de beel den wazig kan waarnemen, interesseert hem nagenoeg niet. Tot zijn laatste dag zal hij echter wel genieten van de kermis, die zijn leven is geweest en waarvan hij nog steeds zomers met diepe teu gen geniet. Alleen, in een luie stoel, voor een antiek raam van een woonwagen. moet al een stralende, zomerse dag zijn als Buwalda een paar passen buiten de deur doet of in een luie stoel voor het trapje van de woonwagen, goed ingepakt, te vinden is. De dokter en de kapper komen aan huis. De laatste om zijn, nog steeds fiks groeiende, haar dos van tijd tot tijd te fatsoeneren, want daar staat hij op. In de laatste drie jaren overwon hij tot driemaal toe een longontsteking in zijn eigen bed, terwijl de dokter hem daar kwam opzoeken. De volgende zomer reisde hij weer mee naar de kermissen. Zo zal het tot het eind toe blijven, want Binse Buwalda is niet te porren voor welke andere woongelegenheid dan ook. Of het moest een boot zijn. Daarin heeft hij eigenlijk zijn hele leven doorgebracht. De overstap naar de woon wagen kon hem overigens niet zoveel schelen. Het zelfde, gezellige interieur van de boot vond de familie terug in dat van de woonwa gen, waar enkele schemerlampjes de ouder wetse meubelen beschijnen. Buwalda is de man, die is opgegroeid met de draaiorgels bij iedere attractie. De man van de tijd, dat er nog vijf kogeltjes voor een dubbel tje in de geweren werden gezet. Ook van de tijd, dat de kermis niet genoeg opbracht voor het verven van de palen van de schiettent en het verstellen of vernieuwen van het canvas- zeil. Omstreeks de eeuwwisseling moest Bu walda zijn schiettent in een pakhuisje onder brengen om de tjalk leeg te krijgen voor de bietenvaart, die het kleine inkomen nog een beetje kon aanvullen. De verandering van die oude kermis tot wat er nu van is geworden, is voor Buwalda zeer geleidelijk verlopen. Zijn schiettent groeide van een vijf meter lang latten-en-canvas-geval uit tot een royale, twaalf meter lange, met hout verfraaide attractie. Het is eigenlijk onopge merkt gegaan. Tot het ogenblik kwam waarop hij het werk eraan gaf om in alle rust de ker mis eens van een afstand te bezien en ook daaraan raakte hij gewend. In zijn stoel voor het (kristal-geslepen) vensterglas kan de hon derdjarige nu maar raak filosoferen over vroeger. Met hulp van zoon en dochter wil Buwalda dat wel hardop doen. Dan doemt een zeilschip op, waarin hij over de Friese, Groningse en Drentse wateren zwierf, op weg naar een be stemming. Na het afmeren de drukte van het opbouwen van de schiettent. Tot laat in de nacht vaak, om de volgende dag klaar te zijn voor de feestelijk uitgedoste dorpelingen, die een jaar lang naar de kermis hadden uitgezien en ervoor hadden gespaard. Dat is voor hem ook het grote verschil met vroeger: de men sen leefden naar zon kermis toe. Men ver maakte zich toen twee dagen om daarna weer uit te zien naar de kermis van het volgend jaar. Nu lopen er gejaagde jongeren over het ker misterrein met geld op zak, dat met gulle hand wordt uitgegeven, zonder dat er echt kermis- plezier voor wordt verkregen. Vroeger waren de mensen rustiger, draaiden het dubbeltje eerst een paar keer om, voordat het werd om gezet in kogeltjes aan de schiettent. Toch inoest Buwalda met zijn tijd meegaan, want ongemerkt is de kermis met de draaiorgels veranderd in de kermis van de beatmuziek, waarin hij weliswaar geen actieve rol meer speelt, maar waarvan hij geen ogenblik zou willen missen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1968 | | pagina 5