Jonge boosdoeners
werden streng gestraft in het
Nieuw Stads Weeshuis
In de achttiende eeuw:
In het gemeente-archief zijn twee merkwaardige boekjes te
vinden, waarin zeer nauwgezet is opgetekend aan welke ern
stige vergrijpen de kinderen van het Nieuw Stads Weeshuis
zich in de jaren tussen 1725 en 1780 schuldig maakten en op
welke manier ze daarvoor waren bestraft. Dit tweevoudig
„Memoraal der delinquenten" verraadt een streng regiem, dat
het toepassen van lijfstraffen niet schuwde. In de meeste ge
vallen kwam de bullepees er aan te pas en in minder ernstige
gevallen (of bij jongere delinquenten?) werd de roede als straf
werktuig ter hand genomen. Moest de uitvoering van de straf
een afschrikwekkende werking op de anderen hebben, dan
werden alle kinderen er bij gehaald om lering te putten uit het
droeve lot van de huisgenoot maar dit gebeurde dan wel met
scheiding der sexen: de jongens bij de bestraffing van een
jongen en de meisjes bij die van een meisje.
Andere straffen, soms afzonderlijk opgelegd
maar vaak ook toegevoegd aan een pak slaag,
waren: enkele dagen op water en brood ge
steld worden, meestal op „de rooster" soms
ook in het hok, dat bovendien nog donker kon
zijn; het blok aan het been (het kleine of het
grote blok), waarmee de gestraften vaak en
kele weken moesten rondlopen; huisarrest ge
durende een aantal maanden, vaak een half
jaar. Daarbij waren allerlei variaties mogelijk,
zoals huisarrest op zondagen, na de kerkgang;
geen blok aan het been tijdens de kerkgang,
maar ook met het blok aan het been naar de
kerk, met voor meisjes soms nog als extra-
schandeteken een bruine muts. Dan vinden we
in enkele gevallen als bijkomende straf opge
legd, gecombineerd met huisarrest, het over
schrijven van delen uit de bijbel op zondag
middag, een stichtelijke bezigheid, waarvan het
nuttig effect overigens wel aan twijfel onder
hevig is.
Wat waren de meest voorkomende wangedra
gingen, die voogden en voogdessen tot het na
denken over een gepaste straf brachten? Het
ligt wel voor de hand, dat ongehoorzaamheid,
brutaliteit, baldadigheid en luiheid tot de nor
male feiten behoorden. Maar ook diefstallen
(meestal kruimeldiefstallen of „gnobberijen")
worden veelvuldig vermeld. Ze kwamen zowel
in als buiten het huis voor. Dan vinden we ver
scheidene gevallen van dronkenschap, vooral
bij de oudere jongens, die hun vertier in de
stad hadden gezocht. En dit ging dan weer
dikwijls samen met ongeoorloofd verblijf bui
tenshuis, gedurende een nacht of een aantal
dagen. Jongens gingen af en toe aan de haal
om in militaire dienst te treden en dan spe
ciaal met het doel de wijk te nemen naar Oost-
Indië. Bij meisjes betekende „desertie" uit het
huis meestal de omgang met het andere ge
slacht, waarbij de soldaten een sterke aantrek
kingskracht uitoefenden.
Leest men de twee boekjes, dan lijkt het leven
in het Nieuwe Stads Weeshuis een aaneenscha
keling van strafoefeningen te zijn geweest. Maar
dat viel wel wat mee. Tussen 1725 en 1779 lig
gen 55 jaren en de vermelde bestraffingen be
treffen in totaal ongeveer 400 deliktèn. Dat
komt neer op 7 tot 8 per jaar. Het ging dan in
veel gevallen wel om groepen die zich gemeen
schappelijk hadden misdragen. De bullepees
hoefde dus niet vaak uit de kast te worden
gehaald in dit weeshuis met toen ongeveer 150
verpleegden. Voordat we enkele „praktijkvoor
beelden' uit de boekjes halen, mag nog wor
den vermeld, dat we bij de strafgevallen een
in de geschiedenis van het Nieuw Stads Wees
huis bekende naam zijn tegengekomen. Op 4
april 1775, zo wordt vermeld, moesten Martinus
Baljé en vier andere jongens voor de heren
verschijnen, omdat ze de dag daarvoor niet op
hun werk waren verschenen „maar in dron
kenschap hun hadden vergrepen." Martinus en
drie van zijn metgezellen kregen er met de bul
lepees van langs. Waarschijnlijk was hij een
broer van de latere weldoener van het huis,
Jacobus Martinus Baljé(e), die in 1775 in Ned.
Indië was, als chirurgijn in dienst van de Ver
enigde Oost-Indische Compagnie.
Nu een willekeurige greep uit deze pedaqo-
gische lectuur:
„Den 25 Januari 1768. Anna Margaretha Hen
driks gecondemneerd om drie maandagen aan
een strengelijk met de bulle pees gestraft te
worden, om dan t'elkens drie dagen te water
en brood op de rooster geset. Vervolgens so
lange sij hier in huis sal wesen niet uit te
gaan, als alleen sondags met het blok na de
kerk wegens weglopen, en begaane diverien."
„27 May 1754. Dirk Andries, Hendrik Jans, Jur-
jen Joosten, Lieuwe Ydes en Rintie Obbes ziq
schuldig gemaakt hebbende aan herberg loopen
en dronkenschap zijn gecondemneerd ver
oordeeld) om door de meester 's avonds aqter
de tafel met de bullepees gestraft te worden
voorts drie dagen en nagten op de rooster te
sitten te water en brood, ijder afzonderlijk en
zullen op beide pinxterdagen na 't kerkgaan
en dingsdag de gehele dag door binnen huis
moeten blijven."
Het oude poortje van het Nieuw Stads Weeshuis