Commissie oordeelt het noodzakelijk deze misbruiken tegen te gaan, maar ziet geen kans voor a.s. Nieuwjaarsdag doeltreffende maatregelen aan de hand te doen. Daarom verzoekt de Commissie in dezen voor diligent te worden gehouden. Raad gaat hiermee accoord, en verzoekt, zodra de Commissie gereed is, hun voorstel mede te delen. R3-12-1846, 8. Voorstel van Gouverneur om het alhier gebruikelijke geven op Nieuwjaarsdag, wegens de misbruiken en schade voor velen, eens en vooral af te schaffen. Aan Gouverneur wordt geantwoord, dat de Raad dit reeds in behandeling heeft, en dat reeds een Commissie is benoemd ter bestudering hiervan. Deze heeft echter in de Raadsvergadering van R3—12—1846 gerapporteerd, dat het niet mogelijk is om reeds de komende Nieuwjaarsdag maatregelen te treffen. In het volgend jaar zal hierop echter bijtijds worden teruggekomen. 12-12-1846, 2. Missive van Gouverneur aangaande het verbod tegen het oplaten van luchtbollen 9-12-1846, 4. Antwoord van Commissaris van Politie op Missive dezerzijds 9-12-1848, N77/1318 omtrent het voorgevallene in de nacht van 6 December op 7 December aan de woning van H. Pater alhier. Commissaris van Politie wordt in B. en W. ontboden, om hen hierover mondeling te verstaan. 13-12-1848, 16. (Inhoud Missive dezerzijds 9-12-1848: Tussen Woensdag- en Donderdagnacht hebben aan het huis van Hendrik Pater verregaande burengeruchten plaatsgevonden, met beschadiging van het woon huis, waarvan geen rapport is gedaan, hoewel de Nachtwacht daarmee, en met de daders bekend was. Rapport wordt verzocht.). a. Verzoek van 21 bewoners van Zuid- en Noordvliet om een verbod voor het pas seren aldaar van molenaarskarren. b. Adres van Bokke Meindersma, Henderikus Vliegendehond, IJde van der Meulen, mede aldaar, belanghebbenden, zicht verzettende tegen het verzoek onder a. c. Adres van E. van Asperen c.s., molenaars, om het verzoek onder a. af te wij zen, en hun te handhaven bij hun onvervreemdbaar recht. Gesteld in handen van Commissie: Mrs. L. Dorhout, C.J. Feddes en G.N. Muiier. R7-7-1849, 8. Rapport is gereed, maar aangezien de tijd te ver verstreken is, wordt de be handeling uitgesteld tot de eerstvolgende vergadering. Inmiddels ter inzage der leden. R4-10-1849, 13. Rapport der Commissie. Advies is ingewonnen van Commissaris van Politie, die van oordeel is, dat beide partijen overdrijven. De openbare weg is tot gebruik voor iedereen. Vergelijking met Eewal en Grachtswal gaat niet op, daar het verbod aldaar gegrond is op het behoud van de bestrating en de bescherming der wandelaars, wat voor het Vliet niet geldt. In verband hiermee stelt de Commissie voor om het verzoek af te wijzen. Hoewel dit niet tot de opdracht behoort, merkt de Commissie op, dat het in draf oprijden door molenaarskarren, etc. van de Boomsbrug, die hoog oploopt, gevaarlijk is voor de passage: daarvoor is ook advies van de Architect gevraagd. Deze ziet eveneens geen reden om het rijden met molenaarskarren langs het Vliet te verbieden, maar aangaande het rijden over de Vlietster- en Boomsbrug, deelt deze de bezwaren der Commissie. Vooral de van het Noordvliet komende karren zijn gevaarlijk, daar zij door de korte afstand in draf op de Vlietsterbrug komen, wat verder voor deze nadelig is. Verder zijn deze karren dikwijls beladen met 16 zakken graan, d.i. 4 meer dan bij de Publicatie van 6-10-1809 is toegestaan. Daarom adviseert de Architect: 1. Zolang de Boomsbrug niet is verlaagd, deze verbieden voor de molenaars. 2. Over de Vlietsterbrug stapvoets passeren. 3. Geen groter gewicht op hun karren dan toegestaan bij Publicatie 6-10-1809. 4. Art. 3 der Publicatie 14-4-1829 dusdanig te wijzigen, dat het niet toegestaan is alle bruggen in draf op te rijden, daar vele bruggen geen opreed hebben. Commissie adviseert in de geest als door Architect is voorgedragen, en stelt boven dien voor, met betrekking tot Art. 3, B. en W. op te dragen te onderzoeken in hoe verre wijziging der Publicatie 6-10-1809 nodig is. Hiertoe wordt door Raad besloten. R18—10—1849, 7. Toezending door Ged. Staten van 2 adressen van: IJde van der Meulen c.s., bierbrouwer, bakkers en gebruikers van pakhuizen op het Vliet, en van alle molenaars in de stad. Raad besluit om, hangende de behandeling hiervan, het besluit R18-10-1849, 7. niet op te schorten, maar uit te voeren. R10-11-1849, 1. Afwijzende beschikking door Ged. Staten op dit verzoek. (Zie Missive dezerzijds 17-11-1849, N77/1190.). 5-12-1849, 13.

Historisch Centrum Leeuwarden

Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | | pagina 162