333.
Herhaald verzoek, thans uit Arnhem.
Toegestaan tegen recognitie voor de armen. 6-3-1824, 11.
Verzoek van Blondin om tijdens kermis met zijn aanzienlijke troep een voorstel
ling te mogen geven.
In advies gehouden: intussen wordt een geschikte plaats uitgezocht.
12-6-1824, 12.
Toegestaan. Standplaats en recognitie nader te bepalen. 19-6-1824, 11.
Tijdens kermis wordt aan Blondin verhuurd de ziekenstal in de voormalige
Doelestraat. 3-7-1824, 15.
Verzoek van J.A. Hoedt en W.A. Bingley om hetzelfde.
Toegestaan tegen nader te bepalen recognitie. 25-1-1825, 2.
Verzoek van Frechon om tijdens de kermis met zijn 4 kranen zijn vorige stand
plaats weer te mogen innemen. -
Toegestaan. 25-6-1825, 12.
Verzoek van J.H. Hoedt en W.A. Bingley, om tijdens de a.s. kermis voorstel
lingen te mogen geven.
Toegestaan tegen recognitie. 24-1-1826, 5.
Verzoek van W.G. Weddelooper, toneeldirecteur, om tijdens a.s. kermis in een
nieuwe schouwburgtent toneelvoorstellingen te mogen geven.
Toegestaan tegen nader te bepalen recognitie. 11-3-1826, 15.
Verzoek van Johannes Posthumus om eind Mei, begin Juni in zijn lokaal, de
schouwburg Claussen en Muller, directeuren ener Hoogduitsche opera, te mogen
doen optreden.
Toegestaan. 6-5-1826, 19.
Verzoek van Claussen en Muller, zich thans alhier bevindende, om toneelvoor
stellingen te mogen geven voor de kermis.
Toegestaan tegen nader te bepalen recognitie. 7-7-1826, 14.
Verzoek van W.G. Weddelooper, thans te Amsterdam, om tijden a.s. kermis
alhier enkele voorstellingen te mogen geven.
Toegestaan tegen nader te bepalen recognitie. 16-1-1827, 7.
Verzoek van J.H. Hoedt en W.A. Bingley om hetzelfde.
Toegestaan tegen recognitie voor armen. 27-1-1827, 14.
Verzoek van J.H. Hoedt en W.A. Bingley om hetzelfde.
Toegestaan, onder voorwaarde van recognitie voor de armen. 22-1-1828, 5.
Verzoek van W.G. Weddelooper om idem.
Toegestaan, mits recognitie voor Armen. 22-1-1828, 6.
Verzoek van W.G. Weddelooper om hetzelfde.
Toegestaan: idem. 20-1-1829, 8.
Verzoek van J.H. Hoedt en W.A. Bingley om hetzelfde.
Toegestaan idem. 27-1-1829, 7.
Verzoek van toneeldirecteur H. van Overste Kup, om tijdens a.s. kermis
enkele voorstellingen te mogen geven.
Hem wordt bericht dat Hoedt en Bingley komen, en dat bovendien aan Weddelooper
toestemming is gegeven, zodat hij vermoedelijk beter niet kan komen.
27-1-1829, 8.
Verzoek van Pierre Fran^ois Frechon, toneeldirecteur alhier, om op de a.s.
kermis met zijn tent plaatsing bij de middelste brug.
Toegestaan tegen recognitie. 17-2-1829, 8.
Verzoek van J.H. Hoedt en W.A. Bingley, om tijdens de a.s. kermis alhier
toneelvoorstellingen te mogen geven.
Toegestaan tegen recognitie voor de armen. 5-1-1830, 8.
Verzoek van W.G. Weddelooper om hetzelfde.
Toegestaan: idem. 16-2-1830, 6.
Aan P. Frechon wordt toegestaan met zijn tent te staan in het Ruiterskwar-
tier, bij de middelste brug, met het front naar het Oosten, evenals vorige jaren.
6-3-1830, 15.
Verzoek van Hoedt en Bingley om tegemoetkoming wegens de afstand ter rech
terzijde in de schouwburg, van het balkon van Z.M. op 23, 24 en 26 Juli 1830.
Hierom wordt door B. en W100, afgestaan, te korten bij de betaling van het
armengeld ad 300,aan de politiebediende Terguin, aan wie daarvan kennis is
gegeven. 31-7-1830, 6.
Verzoek van Pierre Fransois Frechon om vermindering in de opgelegde recog
nitie voor de armen.
De recognitie van 100,wordt teruggebracht tot 80,waarvan de politie
bediende Terguin is kennis gegeven. 31-7-1830, 7.
Verzoek van H. van Overvest Kup en Comp. om tijdens de a.s. kermis met hun
toneelgezelschap te worden toegelaten, onder uitsluiting van Hoedt en Bingley.
In advies gehouden. 18-12-1830, 14.
Door B. en W. wordt bericht, dat aan Hoedt en Bingley vergunning is gegeven.
5-2-1831, 18.