Verzoek van H. van Overvest Kup en Comp. om, indien Hoedt en Bingley
niet op de a.s. kermis mochten komen, waarvan het gerucht gaat, dan te wor
den toegelaten, en tijdig bericht, voor het treffen van voorbereidingen.
Zodra zekerheid bestaat, zal op verzoek worden gelet. 7-5-1831, 14.
Toestemming om te komen, tegen recognitie voor de armen.
Vertrouwd wordt, dat, als geen akkoord wordt getroffen met Majofski, dat
dan dusdanige acteurs worden geëngageerd, als het publiek alhier kunnen be
vredigen. 14-6-1831, 1.
Verzoek van J\H. Hoedt en W.A. Bingley, om op de ev. kermis voorstel
lingen te mogen geven.
In advies gehouden. 22-1-1831, 19.
Toegestaan, onder voorwaarde van recognitie voor de armen.
5-2-1831, 17.
Mededeling van Hoedt en Bingley, dat zij ingevolge de tegenwoordige
tijdsomstandigheden niet naar de kermis 1831 zullen komen.
In verband hiermede wordt toestemming verleend aan Van Overvest.Kup en Comp.
14-6-1831, 1.
Verzoek van toneeldirecteur W.G. Weddelooper, om tijdens de a.s. kermis
enkele voorstellingen te mogen geven, met openhouding van een plaats voor de
tent
Toegestaan, tegen recognitie voor de armen.
Begin kermis is Woensdag 13-7-1831. 5-2-1831, 16.
Verzoek van Mej A.C. Ottingh, om tijdens de a.s. kermis alhier enige
voorstellingen te mogen geven in de Schouwburg.
Geantwoord wordt dat dit niet mogelijk is, daar aan Bingley en Hoedt toestem-
is gegeven. 19-4-1831, 6.
Verzoek van Theodorus Johannes Majofski, directeur van het toneelgezel
schap der stad Amsterdam, om tijdens de a.s. kermis in de schouwburg alhier
enige toneelvoorstellingen te mogen geven.
Toegestaan, tegen recognitie. 3-1-1832, 11.
Verzoek van W.G. Weddelooper om hetzelfde .in zijn tent.
Toegestaan, tegen recognitie voor de armen. 4-2-1832, 20.
Verzoek van Theodorus Johannes Majofski, om tijdens de a.s. kermis enige
toneelvoorstellingen, evenals vorig jaar, in de schouwburg van J. Posthumus
te mogen geven.
In advies gehouden. 26-1-1833, 17.
Toegestaan tegen recognitie voor de armen. 2-2-1833, 11.
Verzoek van W.G. Weddelooper om hetzelfde in zijn tent.
Toegestaan tegen recognitie voor de armen. 12-2-1833, 11.
Verzoek van Hoedt en Bingley, directeuren der Kon. Ned. Schouwburg te
's Gravenhage, om op de kermis 1834 opnieuw enige voorstellingen te mogen geven.
In advies gehouden. 21-12-1833, 21.
Toegestaan, mits recognitie armvoogdij. 14-1-1834, 8.
Verzoek van T.J. Majofski om idem.
In advies gehouden. 24-12-1833,. 11.
Afgewezen in verband met het verlenen van vergunning aan Hoedt en Bingley.
14-1-1834, 9.
Verzoek van W.G. Weddelooper en Zn. om hetzelfde in zijn tent.
Toegestaan, mits recognitie armvoogdij. 18-1-1834, 16.
Verzoek van Hoedt en Bingley om tijdens de kermis 1835 voorstellingen te
mogen geven.
Toegestaan mits recognitie armvoogdij. 2-12-1834, 6.
Verzoek van W.G. Weddelooper en Zn. om hetzelfde in zijn tent.
Toegestaan, mits recognitie armvoogdij. 14-2-1835, 14.
Verzoek van Hoedt en Bingley om tijdens kermis 1836, evenals vorig jaar,
toneelvoorstellingen te mogen geven en om met betrekking tot de afwisseling
hunner kunst en die der paardrijders enige bepalingen te maken.
Het eerste wordt toegestaan, maar het tweede gaat niet. 30-1-1836, 8.
Informatie door Hoedt en Bingley of Blondin ook toestemming heeft ont
vangen om nagenoeg onder de poorten der stad zijn paardenspel op te zetten.
Onbekend bij B. en W.; geïnformeerd wordt bij Leeuwarderadeel
(Missive dezerzijds 24-5-1836, N43/370). 21-5-1836, 1 1.
Antwoord van Leeuwarderadeel.
Dit wordt medegedeeld aan de Gouverneur, met verzoek om te beslissen of de
plaatselijke besturen zulke vertoningen moeten dulden op grond van Art. 2 der
Patentwet 1819, of dat men de bevoegdheid heeft deze evtte weren.
28-5-1836, 9.
Hoedt en Bingley bedanken voor de kermis 1836, op grond van Missive dezer
zijds 31-5-1836.
Zij houden zich aanbevolen voor volgend jaar. 11-6-1836, 19.
Verzoek van W.G. Weddelooper en Zn. om tijdens de kermis 1836 toneelvoorstel
lingen te mogen geven.
Toegestaan tegen recognitie armen. 27-2-1836, 1q.