50.
Mededeling door B. en W. aan de Raad, dat er moeilijkheden zijn ontstaan aan
gaande het recht begrip van Art. 15, e.v. der Publicatie van 30-6-1827, in verband
met de daarbij gemaakte bepalingen over het pakken en zouten van het tonvlees, n.1.
of deze van algemene toepassing zijn op het tonnen en zouten van vlees, dat recht
streeks in de handel wordt gebracht.
De beslissing van de Raad wordt gevraagd.
Gesteld in handen van een Raadscommissie (O.P. Waller, MrJ. Eekma, Mr. G.L. Fey-
ens). R1-4-1841, 7.
De Commissie is van oordeel, dat deze bepalingen algemeen geldend zijn, en
voor een ieder verplichtend, en wel zo, dat deze als sanitaire maatregel, zelfs in
het belang der verzenders van tonvlees moeten worden gehandhaafd. R6-5-1841, 13.
Dit rapport door Raad overgenomen en uitgesproken als antwoord op het ver
zoek van B. en W. Rl-7-1841, 4.
Klacht van de Keurmeester en pakker van vlees:
J. de Vries, aangaande het niet behoorlijk waarnemen van het bepaalde bij de Stedelijke
Verordening van Politie van 30-6-1827, vooral betreffende het pakken en zouten van
het tonvlees, zoals een en ander thans geschiedt door P. Koumans Smeding.
Missive Directeur van Politie dienaangaande.
In handen gesteld der Commissie tot de Financien. R23—11—1843, 4.
Aanbieding door Commissie tot de Financiën van de herziene verordening aan
gaande het vlees, verkocht op de openbare markten verpakt in tonnen.
In advies gehouden en ter inzage der Raadsleden. R4-l-1844,^ 17.
Verordening vastgesteld, en ingezonden aan Ged. Staten bijUitg. Missive
21-2-1844, N77/214. Rl-2-1844,_ 11.
Besloten door Raad om, aangezien tengevolge van de Stedelijke Verordening van
1-2-1844 op de vleesmarkt en de slachtplaatsen van vee, etc. de vroeger bestaande
bepalingen vervallen, en de emolumenten voor de keurmeesters (volgens Art. 41 der
Publicatie van 30-6-1827) ophouden, het jaarlijks traktement van deze te verhogen met
75,en te brengen op 125,per jaar voor ieder.
Voor de thans in dienst zijnde keurmeester ingaande 1-1-1844. (De 2e is overleden).
R14-3-184418.
Informatie door Ged. Staten naar het gevoelen van de Raad of de bepaling van
Art. 20 der Verordening van 1-2-1844 ten aanzien van het verplichte gebruik van door
de stad aangestelde zouters en pakkers voor naar buiten gezonden vlees wel in over
eenstemming is te brengen met K.B. 18-5-1827 (Staatsblad 25).
Raadscommissie, die dit heeft onderzocht, concludeert, dat dit wel het geval is, en
en verwijst naar de goedkeuring door GedStaten van de Stedelijke Publicatie dienaan
gaande van 30-6-1827, dié hetzelfde beoogt, en toont aan, dat de toegezonden veror
dening in het belang is van de handel, de volksgezondheid en de stedelijke financien.
Besloten Ged. Staten te antwoorden in de geest van dit rapport. R4-4-1844, 1.
Opmerking door Ged. Staten, dat achter Art. 20 nog moet worden toegevoegd:
"en voor dat uitgevoerde restitutie van accijns aan te vragen". Geschiedt dit, dan
zijn Ged. Staten bereid de goedkeuring aan Z.M. te vragen.
In handen gesteld der Commissie tot de Financiën. R5-12-1844,^ 2.
Besloten aan Ged. Staten te berichten, dat de Raad het betreffende artikel
heeft gewijzigd volgens de opgave. R19-12-1844, 10.
Toezending door Ged. Staten van missive van Min. van Binnenl. Zaken, houdende
bedenkingen aangaande de door de Raad gewijzigde bepaling van Art. 20 der Verordening
van 1-2-1844 ten aanzien van de verkoop van vlees, verkocht in slachtplaatsen en op
de markt, met verzoek deze zaak in nadere overweging te nemen.
Gesteld in handen van dezelfde Commissie als vroeger. R19-3-1846, 4.
Rapport der Commissie, ingesteld bij Raadsbesluit R19-3-1846, tot herziening
der Verordening aangaande de verkoop van vlees, in verband met het bezwaar van Min.
van Binnenl. Zaken tegen Art. 20, houdende verplichting gebruik te maken van door
de stad aangestelde werklieden, wat in strijd is met K.B. 18-5-1827 (St. 25).
Dit rapport is indertijd nooit in de Raad behandeld, en daarna uit het oog verloren.
De fout lag niet bij Ged. Staten of de Minister. Daarom wordt het rapport thans be
handeld. Door de Commissie wordt voorgesteld Art. 20 weg te laten.
Aldus geschiedt: de Verordening wordt vastgesteld met weglating van Art. 20.
R7-2-1850, 10.
Door Ged. Staten zijn 2 afschriften dezer Verordening ontvangen en voor ken
nisgeving aangenomen. R7-3-1850, 4.
In verband met Art. 17 der Verordening van R7-2-1850, worden benoemd als Zou
ters en Pakkers van het Tonvlees:
Johannes de Vries, Stadskeurmeester van het vlees, en
Douwe Dijkstra.
Deze laatste wordt tevens benoemd als 2e Stadskeurmeester van het vlees.
Alvorens in functie te treden moeten benoemden worden beëedigd door de bevoegde
Rechter, volgens Art. 18 der Verordening. 13-2-1850, 29.