204.
Voor uitbaggeren der stadsgrachten is op Begroting 1835 f 2.000,
uitgetrokken voor buitengewone werkzaamheden. R20-10-1834, 7.
(blz332, 91. 3.)
Voor buitengewoon uitbaggeren der stadsgrachten en vaarwaters is voor
1836 wederom 2.000,uitgetrokken. R19—10—18352.
(blz. 137, 90. 3.)
Voor buitengewoon uitbaggeren van stadsgrachten en vaarwaters, wat in
beide vorige jaren van groot nut is geweest, is thans wederom 1.600,uit
getrokken. R7-11-1836, 5.
(blz. 208, 3.)
Aanschrijving door Ged. Staten om, in verband met hun besluit van
17-9-1819, weer volledige rapporten in te zenden.
Tezijnertijd hierop attenderen. 22-8-1837, 2.
Voor buitengewoon uitbaggeren der stadsgrachten, etc. voor 1838 wordt
1.600,voorgedragen, evenals vorig jaar, ter verbetering der doortocht van
het binnenwater naar de zeesluizen. R26-10-1837, 1.
(blz. 201, c.)
Certificaat van betaling wegens het onderhoud der stadspramen.
8-10-1845, 22.
Verzoek Gouverneur om, ter aanvulling van het gedane rapport der in
1845 plaats gehad hebbende opklaringen en verbeteringen aan de vaarten en wa
terleidingen binnen de gemeente, op te geven, of er ook werken zijn gemaakt,
waarvan de plaatsing als nadelig voor de afstroming of als hinderlijk voor de
scheepvaart is aan te merken.
Ontkennend beantwoord. 13-6-1846, 4.
Missive Ged. Staten aan de Plaatselijke Besturen aangaande de verbete
ringen aan de onderscheiden vaarten en waterleidingen.
Een exemplaar gezonden aan Architect, met verzoek om voor 15-12-1847 de vereis
te opgave te doen, om in staat te zijn de laatste helft dezer maand te voldoen
aan de missive. 10-11-1847, 10.
Inzending door Architect van het jaarlijks rapport van de opklaringen
en verbeteringen der vaarwaters. 22-12-1847, 26.
Inzending door Architect van diens jaarlijks rapport over de opklaringen
en' verbeteringen der vaarwaters in 1848 en 1849, met verzoek tevens inlichtin
gen te mogen ontvangen welke-waters onder toezicht der stad behoren.
Door B. en W. besloten om van het rapport gebruik te maken bij het verslag aan
Ged. Staten.
Verder aan het verzoek in het laatste deel van het rapport te voldoen.
20-12-1848, 18.
Inzending door Architect van de jaarlijkse staat omtrent de in 1849 ge
dane en in 1850 te doene verbeteringen aan de vaarten en waterleidingen dezer
stad. 12-12-1849, 11.
Inzending door Architect van de jaarlijkse staat der in 1850 gedane en
in 1851 te doene verbeteringen aan de vaarten en waterleidingen.
28-12-1850, 22.
Leggers.
Aanbieding der in opdracht van Ged. Staten gemaakte nieuwe leggers
van onderhoudsplichtigen van vaarten, waterleidingen, wallen, bruggen, wegen,
etc
Deze hebben 2 maanden ter visie gelegen.
Daarna zijn er gedurende 1 maand geen bezwaren ingekomen.
Door Raad vastgesteld, en ter goedkeuring aan Ged. Staten gezonden.
R20-12-18388.
Terugzending door Ged. Staten van de indertijd bij hen ingezonden leg
ger van werken, waarvan het onderhoud door meerder personen moet worden ge
dragen.
Verzoeke deze te veranderen overeenkomstig de bijgevoegde opmerkingen, en zo
nodig opnieuw ter visie te leggen.
In handen Archivaris gesteld. 18-3-1843, 9.
Terugzending door W. Eekhoff van bovengenoemde legger met aanvullingen.
Voorgesteld wordt deze andermaal ter visie te leggen, na vooraf aankondiging
in Leeuwarder Courant
In handen O.P. Waller en H. Bolman. 30-5-1843, 7.
Legger provisioneel vastgesteld, zoals deze is veranderd, en daarna eni
ge dagen ter inzage gelegd, na afkondiging in Leeuwarder Courant en Friesche
Courant. 2-9-1843, 15.