207.
Verzoek van Isaac Reijnders, koopman in ijzer alhier, om vergunning een
sloot te dempen op Camstraburen, liggende tussen de voormalige inreed achter een
door hem aangekocht huis aldaar (0 14) en het zomerhuis van A. Buysing, in de
richting van enige door hem aldaar nieuw gebouwd wordende woningen, en daarvoor o
een straat te mogen aanleggen.
Door Raad in handen der Bouw Commissie gesteld. R3-4-1837, 10.
Bouw Commissie adviseert het verzoek toe te staan, evenals het verzoek
van Hendrik Veening, kastelein op Camstraburen, om de sloot achter zijn erf te
mogen dempen, en zijn stal in dezelfde richting te brengen als de door Reynders
gebouwd wordende huizen.
Door Raad in advies gehouden. Rl-5-1837, 7.
Slootdemping toegestaan. R3-7-1837, 16.
Verzoek van Hendrik Veening om de sloot langs zijn erf bij de Arendstuin
te mogen dempen en daar een staketsel te maken.
In handen Bouw Commissie. 8-4-1837, 21.
Provisioneel in advies gehouden. R3-7-1837, 22.
Verzoek van Hendrik Veening, kastelein op Camstraburen, om een gedeel
te van de sloot langs zijn erf te mogen dempen, of dat vooraf een schouwing mag
plaats vinden, opdat hij het achterste deel zijner stalling met de kamers van Reyn
ders in de rooiing mag brengen, terwijl hij dan een riool naar de Dokkumer Ee kan
leiden.
In handen Raads Commissie: N.J. DirksO.P. Waller, Mr. L. Dorhout.
R26-9-183916.
Op voorstel der Commissie is sloot demping toegestaan, onder voorwaarde
van:
a. Het erf moet behoorlijk afgescheiden van de weg.
b. Geen uitgang naar de weg in het nieuw aan te bouwen deel der stal, aangezien
er reeds een uitgang.is.
c. Het nieuw te maken riool moet op kosten van aanvrager in steen worden uitge
voerd, voorzover dit onder de trekweg doorloopt.
De sloot was totaal vervuild en door Reynders was reeds een gedeelte gedempt.
R24-10-1839, 8.
Toezending door Gouverneur van verzoek van A.S. Roorda, kastelein al
hier, om op de voor zijn woning bestaande plek grond en tuin, gelegen langs de
nieuw aangelegde weg naar Harlingen, bij'het begin van die weg een huis te mo
gen bouwen en de sloot te mogen dempen.
Aan Gouverneur wordt geantwoord, dat hiertegen geen bezwaar bestaat.
15-6-1841, 7.
Verzoek van Johannes van Temmen, alhier, wonende N 19a, om vergunning,
ter verfraaiing en verbetering van de ingang naar enige in zijn tuin te bouwen
woningen, de sloot, daarlangs lopende, te mogen dempen.
Door B. en W. medegedeeld, dat aan het verzoek, zoals dit thans is liggende,
geen gevolg kan worden gegeven.
Het wordt derhalve afgewezen. 28-9-1841, 8.
Bericht van Architect, dat voor huis L 246, Achter de Hoven, bewoond
door Ingenieur (C.) van den Bosch, de sloot tussen erf en weg over een afstand
van 20 ellen is gedempt, en bovendien tot afscheiding een houten leuning is
gemaakt
Aangezien deze demping voor niemand hinderlijk is, maar verzuimd is vergunning
aan te vragen, en eigenmachtig het hek te ver vooruit is geplaatst (terwijl
slechts de helft van de sloot aan betrokkene in eigendom kan behoren)wordt
aan Ingenieur Van den Bosch medegedeeld, dat de demping voor goed zal worden
aangezien, maar dat de leuning van daar moet worden weggenomen, en dat het ge
dempte gedeelte steeds 30 cm. lager dan de kruin van de weg moet worden gehou
den voor de afwatering.
(Missive 16-9-1843, N18/1040). 10-9-1845, 18.
Missive van C. van den Bosch in antwoord.
In advies gehouden. 22-10-1845, 25.
Verzoek van Reinder Jans Niemendal, herbergier, om vergunning 2 slo
ten te dempen, gelegen voor en achter zijn huis en erf "De Bleek" buiten
de Vrouwenpoort, met een gedeelte van het puin, afkomstig van het thans ge
vloerde gedeelte weg naar de Harlinger Trekweg, tussen welke weg en erf deze
sloten liggen.
Het verzoek voor de voorste sloot is afgewezen, dat voor de achterste toege
staan. 23-5-1846, 7.
Verzoek van Reinder Niemendal, kastelein buiten de voormalige Vrouwen
poort, om de sloot ten Ooster zijner woning te mogen dempen.
Door B. en W. in advies gehouden tot volgende vergadering en daarin betrokkene
ontbieden. 12-6-1850, 17.