211.
Op Begroting 1831 is voor bepuinen en beschoeien van de Harlinger
trekweg 600,uitgetrokken. Dit bedrag is wel voldoende, aangezien hieraan
in 1830 veel is gedaan. R4-10-1830, 2.
(blz77/88)
Verzoek Menaldumadeel om last te geven tot herstelling van de beschoei
ing aan de wal te Dronrijp.
Is aan Architect opgedragen. 22-10-1830, 6.
Toezending door B. en W. Harlingen van afschrift der consentie van
17-4-1685, omtrent de scheiding der trekwegslasten tussen beide steden.
21-12-1830, 9.
Verzoek van Jan Annes Tekstra, logementhouder te Dronrijp, om de wal
voor zijn gebouw, die in onderhoud is bij de stad, spoedig te repareren.
Aan Architect opgedragen. 6-7-1832, 24.
Op Begroting 1834 is voor bepuinen en beschoeien van de Harlinger
trekweg f 500,uitgetrokken. Dit bedrag wordt voldoende geacht, aangezien op
de Begroting 1833 1.000,voor dit doel was gebracht. R21—10—18333.
(blz. 253, 89b)
Op begroting 1835 is voor onderhoud van de Harlinger trekweg 1.000,
geraamd. R20-10-1834, 7.
(blz. 332, 91. 2.)
Besloten door Raad om, ten einde het stukrijden van de Harlinger trek
weg door wagens en karren tegen te gaan, B. en W. op te dragen een of meer pa
len op een geschikt punt te plaatsen, teneinde dit misbruik tegen te gaan.
R21-3-1836, 17.
Op Begroting 1837 is voor onderhoud en bepuining van de Harlinger
trekweg 1.000,uitgetrokken. R7-11-1836, 5.
(blz. '207:, 208. 2.)
Op Begroting 1838 is voor bepuinen van de Harlinger trekweg hetzelfde
bedrag uitgetrokken als voor 1837. R26-10-1837, 1.
(blz. 201, 99b)
Res. Ged. Staten aangaande de verplaatsing of verlaging van de gedenk
steen te Kiesterzijl, en het op een duidelijke wijze constateren op welke diepte
de slatting der trekvaart in 1732 heeft plaats gehad. 6-5-1837, 10.
Toezending door Ged. Staten van afschrift proces-verbaal der opneming
op 8-5-1837 van de plaatsing en situatie der gedenksteen in de Z.0. vleugelmuur
van de Kiesterzijl. 10^6-1837, 9.
ResGed. Staten aangaande de slatting der Harlinger Vaart.
Door B. en W. in advies gehouden. 7-10-1837, 6.
Besloten in verband met Res. Ged. Staten aangaande de slatting van de
Harlinger Vaart, te benoemen als:
Commissaris: Suffridus Salverda.
Gecommitteerden: Heere Harmens Poelsma Meinardus Siderius de Wal.
21-10-1837, 21.
Aan Raad voorgesteld door de leden Mr. N. Fockema, H. Bolman, en Mr.
J.H. van Boelens, om:
1. Onderhoud Harlinger trekweg voortaan publiek aan te besteden.
2. De leverantie der keizei binnen Stad en Jurisdictie te verpachten.
3. In verband daarmee per 1—1—1838 de post van stadskeizelaar te doen vervallen.
Dit voorstel gesteld in handen eener Commissie (S. Salverda, W. Albarda en N.J.
Dirks). R26-10-18379.
Besloten op voorstel der Raadscommissie dit voorstel dit jaar niet in
behandeling te nemen, maar niet eerder dan in 1838, daar door de slatting van
de vaart de trekweg ernstig kan worden beschadigd. R18-11-1837, 4.
Volgens Res. Ged. Staten 5-10-1837 zal in 1838 de Harlingervaart wor
den drooggemaakt en geslati De betrokken plaatselijke besturen zijn aangeschre
ven tegen April de voorbereidingen gereed te doen hebben.
In 1732 en 1733 heeft de stad Leeuwarden voor de slatting moeten bijdragen
14.982. Thans echter zullen de kosten wel hoger zijn: daarom wordt 18.000,
voorgedragen.
Voor de schoeiwal te Dronrijp die op vele plaatsen bebrekkig is, en die 266 el
len lang is, wordt voor herstel 1.400,voorgedragen.
(Begroting 1838). R26-10-1837, 1.
(blz. 202, d., e.,
f.)
Voorstel Ged. Staten om ter vinding der kosten van de slatting der
Harlinger Vaart, de floreenplichtige landerijen, liggende aan deze vaart, te
belasten.
Door Raad besloten te antwoorden, dat weliswaar in 1732 bij de slatting een
buitengewone huisfloreen, en daarenboven een belasting van 6 stuivers op iede
re floreen is geheven, maar dat een dergelijke belasting thans niet meer nodig
is, terwijl bovendien door Ged. Staten in 1831 de floreenkohieren zijn afgeschaft,
zodat wederinvoering ongewenst is. R8-1-1838, 1.