212.
Res. Ged. Staten, houdende nadere bepalingen omtrent de slatting der
Harlinger Vaart, het verbreden van de trekweg, het repareren der schoeiwallen,
etc.
Door B. en W. besloten dit na ontvangen rapport van Architect in Raad te bren
gen. 3—2—1838, 11.
Missive B. en W. van Harlingen aangaande het besluit van Ged. Staten
aangaande het verhogen en verbreden van de trekweg, en het repareren der schoei
wallen.
Verzocht wordt mede te delen of de stad hieraan geheel kan voldoen, en welk be
sluit is genomen.
Besloten aan B. en W. Harlingen mede te delen, wat provisioneel beslo
ten is, en tevens op te merken, dat dezerzijds daarin niet een grote moeilijkheid
wordt gezien. Zodra een definitief besluit is genomen, zal dit worden medege
deeld. 17-2—1838, 8.
Door Raad besloten aan Ged. Staten mede te delen, van oordeel te zijn,
dat de stad niet kan worden aangeschreven om te trekweg op een breedte van 2h
el te brengen, maar dat bij de slatting de trekweg wel zal worden hersteld en
in orde gemaakt. R12-3-1838, 5.
Besluit Ged. Staten aangaande de slatting der vaart, en herstel der
bestaande beschoeiing.
Besloten: Voor zover hier van toepassing, daar gevolg aan geven.
31-3-1838, 7.
Besluit Ged. Staten aangaande het in goede toestand brengen en onder
houden der wegen naar en van de steden: Harlingen, Franeker en Leeuwarden, ten
einde deze gedurende de slatting der Harlingervaart naar behoren kunnen worden
gebruikt. 28-4-1838, 8.
Verzoek van de aannemers der slatting om op Hemelvaartsdag, Donderdag
24-5-1838, te mogen laten werken.
Door B. en W. toegestaan. 22-5-1838, 7.
Verzoek van P.J. Mebius, c.s. te Marssum, aangaande de verhoging en
verwijding van zeker tilt je in de trekweg bij Deinum over de vaart "Suigsloot"
genaamd. v
In handen van Architect gesteld. 26-5-1838, 14.
Verzoek van M. van der Hogt, c.s., inwoners van Deinum, Blessum en
Boxum, om de palen op de trekweg een weinig te verzetten, daar zij wegens het
vernieuwen van de brug bij Ritzumazijl en Boxumerdam met hun rijtuigen een omweg
van 2 uur moeten maken.
Zij zijn met de aannemer der slatting overeengekomen, dat deze de dam bij Ritzuma
zijl zal verbreden, zodat zij daar kunnen passeren, maar dan moeten enkele palen
verzet worden
Besloten Architect opdracht te geven. 29-5-1838, 7.
Rapport Architect, dat de ebdeuren van het verlaat geheel zijn vergaan.
Besloten om, aangezien deze deuren weinig gebruikt worden, en van het
steken met haken door schippers veel te lijden hebben, ze te vernieuwen en op
te bergen in de Turfschuur, zodat ze, indien nodig, terstond zijn te plaatsen.
5-6-1838, 5.
Verzoek van B. en W. Harlingen om inlichtingen aangaande de wijze,
waarop de schoeiwallen in de Harlinger trekweg vanhier tot Ritzumazijl zullen
worden hersteld.
Is beantwoord op 9-6-1838. 9-6-1838, 4.
Mededeling van Commissarissen tot de slatting der trekvaart, dat hun
is verzocht met B. en W. een schikking te treffen over de vernieuwing der be
schoeiingen in Dronrijp, die met de verwijding der vaart aldaar zal moeten plaats
hebben. Verzocht wordt Commissarissen te machtigen om bij de schouwing daarover
te onderhandelen.
Besloten Commissarissen uit de stad te machtigen.
Als plaatsvervanger zal eventueel de Secretaris optreden. 18-8-1838, 8.
Rapport B. en W. aangaande de vernieuwing der schoeiwallen in de Har
linger Vaart te Dronrijp, tengevolge van de verlegging dezer vaart aldaar.
Besloten een Commissie van 4 Raadsleden te benoemen:
Mr. J. EekmaMr. N. Fockema, N.J. Dirks, O.P. Waller, om met de Architect de
situatie op te nemen, en daarna te adviseren of de stad verplicht is de be
schoeiing van de nieuwe weg te verzorgen, en, zo ja, welke schadevergoeding
van de Provincie kan worden gevorderd. R6-9-1838, 13.
Op 8-9-1838 heeft de Commissie de zaak ter plaatse onderzocht en be
vonden, dat herstel over 225 ellen noodzakelijk is, en dat de stad als eigena
res van de trekweg hiertoe verplicht is. De kosten zijn berekend op 475,
De provincie zal 1.293,dienen bij te dragen.
Verder dient de provincie het onderhoud op zich te nemen van de duiker, die
gecommitteerden tot de slatting eigenmachtig hebben gelegd in plaats van een
brugje. R15—10—1838, 11.