Verzoek van Mr. C. Wiersma, advocaat en notaris alhier, gelastigde
van K.J. Kas, gardenier te Deinum, om afstand in koop of erfpacht van een
stuk grond bij de Bolswarder brug aan de Harlinger trekweg, toebehorende aan
deze stad, om daarop een huis of schuurtje te bouwen.
Geantwoord wordt, dat de Raad niet bereid is deze grond te verkopen of in
erfpacht af te staan. R6-5-1847, 4.
Voorstel van B. en W. Harlingen om, op grond van de grote schade aan
de trekweg door het dryven van vee daarlangs, een keur hierop in werking te
brengen.
Door Raad is besloten om, aangezien het koppelen van vee langs de smalle trek
weg naast het water niet zonder gevaar is, en de pachters der tolhekken deze
hebben gepacht in de veronderstelling dat het drijven van vee vrij zou blijven,
deze bezwaren aan B. en W. van Harlingen mede te delen, met voorstel de zaak
te laten zoals ze is. R2-9-1847, 4.
Antwoord van B. en W. Harlingen op Missive dezerzijds 1 1-9-1847, N77/1128,
houdende, dat indien de Raad van Leeuwarden bezwaar heeft, Harlingen alleen
de keur zal uitvaardigen.
Raad alhier antwoordt te blijven bij zijn besluit, en stelt zich niet aansprake
lijk voor schade tengevolge van een reclame der pachters, en bij een volgende
verpachting. R7-10-1847, 2.
Contract van verhuring aan Minne Martens Feitsma, landbouwer aan de
trekvaart te Dronryp, van een stuk grond aldaar.
Afschrift gezonden aan Architect, ter informatie, en om te zorgen, dat wordt
voldaan aan Art. 3, aangaande de afsluiting van het gehuurde van de overige
aldaar gelegen grond. 25-3-1848, 16.
Verzoek van W.F. de Boer, kastelein te Dronrijp, om vergunning tot
het leggen van een dam aan de trekweg tegenover het buiten "Oorbiet".
Afgewezen. 1-4-1848, 10.
Verzoek om op deze plaats een barte te leggen tot gemak van overgang
met zijn paarden, tot wederopzeggens toegestaan. 15-4-1848, 12.
Toezending door Ged. Staten van deliberatie van de Raad van Harlingen,
aangaande de publieke verkoop van de aan die stad gedeeltelijk toebehorende
Dokkumer en Leeuwarder trekwegen, met verzoek mede te delen of hiertegen ook
bezwaar bestaat.
Door Raad in handen Commissie gesteld (Mr. J.H. van Boelens, R.D. Smeding,
C.J. Feddes). R4-5-1848, 1.
Commissie toont aan, dat op 17-10-1650 tussen beide steden een acte
van sociëteit is gesloten, tot aanleg van de trekweg, op 17-4-1685 gevolgd
door een acte van separatie, waarbij het bezit van de gehele trekweg massaal
bleef, maar deze alleen voor het onderhoud in 2 gedeelten werd verdeeld, met
scheidingsteen onder Kingmatille.
Geen van beide steden, en ook beide steden samen, kunnen de trekweg verkopen.
Dit rapport ter inzage der leden. R10-6-1848, 8.
Door Raad besloten aan: Ged. Statem te berichten overeenkomstig het
rapport, onder mededeling dat de Raad zich veret tegen elke verkoop van de
trekweg. R9-6-1848, 9.
Missive Architect, houdende voorstel om, ter voorkoming van bescha
diging aan de bermen van de Harlinger trekweg, omtrent het gebruik van deze
enige bepalingen vast te stellen, en wel speciaal tegen het drijven van koei
en daarlangs.
Door Raad gesteld in handen van een Commissie (Mr. J.H. van Boelens, R.D.
Smeding, C.J. Feddes). R4-5-1848, 3.
Commissie adviseert om, aangezien de gewone bepalingen van het drij
ven van vee op wegen, hier niet toegepast kunnen worden, maar gezamenlijk met
Harlingen maatregelen moeten worden genomen, de uitslag af te wachten van d
aanvraag van Harlingen tot verkoop van de trekweg.
Tot zolang door Raad in advies gehouden. R10-6-1848, 9.
Rapport der Raadscommissie, ingesteld bij R14—12—1848, 3., aangaande
de voorgestelde verkoop der Harlinger en Dockumer Trekwegen.
Harlingen stelt, dat verkoop geoorloofd is, omdat deze in het contract niet
verboden is. Commissie oordeelt, dat een dergelijke stelling hoogst gevaarlijk
is (doorsteken b.v. is ook niet verboden bij contract!).
Harlingen, die de aanleg het eerst voorstelde, wil nu de eerste zijn zich te
onttrekken aan deze weg, die bijna 2 eeuwen voordeel heeft opgeleverd, maar
nu, wegens de veranderde tijdsomstandigheden, nadeel.
Zal trekweg verkocht kunnen worden, dan moet die waarde hebben. Nu is deze
door Harlingen bepaald uit de staten van Ontvang en Uitgaaf van 1833 - 1843,
dus voor de straatweg naar Harlingen gereed was.