236.
Rapport Raads Commissie Dockumer Ee.
Commissie is niet eenstemmig.
N. Fockema en C.J. van der Veen zijn van mening uit de bepalingen der gemeente
zelf, uit de geschiedenis der Grondwet, en uit de wijze hoe de Grondwet ten de
zen ten uitvoer is gebracht, te kunnen concluderen, dat Ged. Staten niet be
voegd zijn, en adviseren de Raad aan Ged. Staten eerbiedig te berichten, dat zij
de door deze genomen beslissing niet kunnen aannemen als een beslissing van het
bevoegde gezag, en protesteren..
G.L. Feyens is van mening, dat de Provincie het toezicht over de waterstaatwer—
ken heeft, en aangezien hier geen geschil is over eigendommen, e.d., maar alleen
over het onderhoud van een waterstaatwerk, en adviseert daarom in de beslissing
van Ged. Staten te berusten.
In advies tot volgende vergadering. Inmiddels ter inzage der leden.
R1 1-2-1847, 1.
Door Raad besloten het door Mrs. N. Fockema en C.J. van der Veen ge
rapporteerde over te nemen, en aan Ged. Staten onder mededeling der motieven
te kunnen te kennen te geven, dat Raad zich niet kan onderwerpen aan de Res.
aangaande de in de legger der Dockumer Ee aan te brengen verdeling tussen
Leeuwarden en Leeuwarderadeel, met verzoek pogingen aan te wenden het geschil
bij te leggen, of, bij onverhoopte mislukking, in te zenden aan Dep. van Binnenl.
Zaken ter beslissing door Z.M.
Mrs. N. Fockema, C.C.C. Warmolts en C.J. van der Veen belast met de redactie
der missive daartoe. R18-2-1847, 1.
Besluit Rauwerderhem, genomen op Besluit Ged. Staten aangaande de Leg
ger der Dockumer Ee, en de onderhoudsplichtigen van deze grietenij tot deze, wel
ke Res. aan de onderscheidene daarbij betrokken besturen wordt medegedeeld.
Gedurende 1 maand ter inzage der leden. R4-3-1847, 16.
Besluit Ged. Staten aangaande de legger der rivier de Ee.
In advies gehouden tot de volgende vergadering, en met de stukken rondzenden-
bij de leden. 20-3-1850, 15.
Besluit Ged. Staten aangaande de legger der Ee, gelijk deze is vastge
steld bij Res. 29-12-1846, N46 (N74?), en de bezwaren, destijds daartegen geop
perd bij Uitg. Missive dezerzijds 14-7-1847, N48/93, met last op B. en W. om on
verwijld gevolg'te geven aan het voorgeschrevene bij Art. 9 dezer Res.: n.1. door
de legger, betreffende de aandelen Van Janum, Klaarkamp, Dantumadeel, Smallin—
gerland, Idaarderadeel, Rauwerderhem, ter visie te leggen en daarna aan de Raad
voor te leggen, ter vaststelling en daarna ter goedkeuring door Ged. Staten.
Ged. Staten hebben na overweging van Uitg* Missive dezerzijds 20-2-1847, N48/283
geen termen gevonden terug te komen op hun Res. van 29—12—1846, N74 (pogingen
de kwestie Leeuwarden/Leeuwarderadeel te beslechten, en bij mislukking de zaak
voor te leggen aan Z.M.) aangezien volgens Ged. Staten volgens de Reglementen
van 1821 en 1836 dergelijke kwestie's moeten behandeld, gelijk in hun Res. is
aangegeven. Mocht de Raad bij zijn gevoelen blijven, dan wordt deze verzocht te
voren vernietiging te vragen van Res. Ged. Staten 29—12—1846, N74.
Gesteld in handen der Commissie ad hoe: Mrs. C.J. van der Veen, N. Fockema en
in plaats van wijlen Mr. G.L. Feyens: MrC.C.C. Warmolts. R4-4—1850, 3.
Missive Idaarderadeel aangaande het vroeger gedane protest tegen de
legger der Ee. 16-4-1850, 12.
Missive Smallingerland, houdende protest tegen de legger van de rivier
de Ee. 5-6-1850,17.
Rapport B. en W., dat legger der Ee van 28 Maart - 28 Mei ter visie
heeft gelegen, zonder dat er andere reclames zijn ingekomen dan van Idaardera
deel en Smallingerland, die blijven bij hun gevoelen, indertijd nader uiteengezet.
Commissie rapporteert, dat Ged. hun bevoegdheid blijven aanhouden, zolang niet
door Z.M. zal zijn uitgemaakt, dat dit in strijd met de wet is.
Daarom adviseert zij Z.M. nietigverklaring te vragen van deze Res. van Ged.^Sta
ten, en legt een concept—missive over, die verzonden is als Missive dezerzijds
N48/908. R4-7-1850, 2.
Door Raad besloten om:
a. De legger vast te stellen, overeenkomstig het door B. en W. geadviseerde,
behoudens de hernieuwde reclames van Idaarderadeel en Smallingerland, en
deze aan Ged. Staten te zenden ter goedkeuring.
b. Aangaande punt 3 te blijven bij Missive dezerzijds 20-2-1847, N48/283.
c. Aan Z.M. te verzoeken om, onder voorbehoud van 's Raads rechter, het be
sluit van Ged. Staten 29-12-1846 te vernietigen, en aan deze op te leggen
het geschil tussen Leeuwarden en Leeuwarderadeel in der minne te doen bij
leggen, en bij niet slagen daarvan, dit aan Z.M. voor te leggen ter beslis
sing. Rl-8-1850, 4.