Besloten tijdens de zomermaande de sluitboom aan de weg Achter de
Hoven bij de Herberg "De Roode Boer" weg te nemen. 30-4-1822, 7.
Informatie van Commissaris van Politie of de bewoner van De Roode
Boer, Adriaan Mouthaan, recht heeft voor het openen van het hek aldaar geld
te vragen: voor een sleepkoets en sleep 0,05, en voor een kinderwagen en
kruiwagen 0,01-^.
Door B. en W. wordt geantwoord, dat dit reeds sedert lang zo is, hoewel op
geen enkel reglement berustende.
Dat het evenwel niet onbillijk is, daar op het huis geen verplichting rust de
boom kosteloos te openen. 6-6-1829, 12.
Verzoek van Konstantinus Bakker, koopman, Achter de Hoven, mede uit
naam der andere bewoners, om een gedeelte van de weg aldaar te bestraten, ter
breedte van 4 Ned. el, aan een der kanten, gelijk ook is geschied op het z.g.n.
Huizumer padje.
Afgewezen, aangezien uit het rapport van Gecommitteerden, daartoe benoemd op
14-5-1840, is gebleken, dat de adressant slecht is ingelicht, want, dat de
meerderheid der eigenaren zich tegen het verzoek heeft verklaard.
6-6-1840, 23.
Verzoek van H. Kuilenberg, kastelein, Achter de Hoven, dat bij ver
plaatsing van de dam of ingang van het exercitieveld deze dam mag worden ge
bracht voor de deur zijner woning, d.i. in het midden van de aan zijn zijde lig
gende gracht.
In advies gehouden. 7-9-1841, 4.
Verzoek van P. van den Bosch, wonende Achter de Hoven, om de weg al
daar vanaf het exercitieveld tot aan de stad in een betere toestand te bren
gen.
Ter secretarie ter inzage der leden gelegd. R12-10-1843, 6.
Op grond van de uitgebrachte stemming in de bijeenkomst der onderhouds
plichtigen van de rijdweg en voetpad Achter de Hoven op 22-4-1845 te benoemen
als gecommitteerden:
Hajonides Bolman, Petrus van den Bosch, Evert Kingma IJzn. 22-4-1845, 9.
Verzoek van Hajonides Bolman, Petrus van den Bosch en Evert Kingma,
gecommitteerden Achter de Hoven, om een officiële getekende lastgeving, ten
einde tegen onwillige eigenaren te kunnen optreden.
Door B. en W. wordt geantwoord, dat de Legger, in 183*8 opgemaakt, een voldoen
de lastgeving inhoudt, en dat de reden, waarom dit stuk waardeloos zpu zijn
tegen onwillige eigenaren, n.1.:
a. dat de stad de weg vroeger alleen heeft hersteld,
b. dat de stad de weg zou hebben beplant,
c. dat de stad het schenden van bomen vervolgt, en het uithalen van sloten
toestaat,
d. dat de stad het exercitieveld heeft ingericht, met de toegang daarheen.,
geheel los staat van de onderhoudsplicht.
Hoewel de legger, wat a. en b. betreft, vermeldt, dat Prinses Maria Louise
voor Marienburg, de stad voor het exercitieveld, en Jacob de Haan voor zijn
woning No. 785 enkele delen van de weg hebben verbeterd, betekent dat niet
dat de tegenwoordige bewoners ontheven zijn van onderhoudsplicht,
c. is een maatregel van politie, in 't algemeen belang.
Wat d. betreft, het gebruik van de weg voor het exercitieterrein staat gelijk
met het gebruik, dat de andere bewoners van erven van de weg maken.
Aan het verzoek is niet anders te voldoen dan door toezending van een af
schrift van de Legger, door Ged. Staten goedgekeurd 7—3—1844.
Dit zal worden toegezonden, ten overvloede getekend door de Secretaris.
14-5-1845, 19a.
Verzoek door Gecommitteerden van de weg Achter de Hoven, om koste
loos of voor lage prijs van het puin, bij de stad aanwezig, te mogen ontvangen.
Door B. en W. 10 lasten puin kosteloos ter beschikking gesteld.
11-6-1845, 8.
Aanbieding door B. en W. van het Kohier van aanslag voor verbetering
van Achter de Hoven, opgemaakt door de Gecommitteerden van die weg, overeen
komstig de legger, vastgesteld bij Raadsbesluit R20-12-1838.
Ter inzage der leden gelegd ter behandeling in een volgende vergadering.
R4-12-1845, 15.
Door Raad besloten het kohier voor verbetering van Achter de Hoven
over 1845, ad 20,30, opgemaakt door de tijdelijke gecommitteerden tot deze
weg volgens de legger van 20—12—1838, vastgesteld 7—3—1844, welk kohier vol
gens bovengenoemd Raadsbesluit 1 maand ter inzage heeft gelegen, provisioneel
goed te keuren, en gedurende 14 dagen ter visie van belanghebbenden te leggen,
om het daarna met het bericht van B. en W. nader in behandeling te nemen.
R8-1-1846, 17.