134.
Verzoek van P. van den Bosch, Ingenieur-Verificateur van het Kadaster,
om toestemming de voor zijn huis (Achter de Hoven) geplaatste leuning, die hij
moet wegnemen, te mogen behouden tot a.s. voorjaar, om dan daar een haag te
planten.
In advies gehouden. R8-1-1846, 12.
Het verzoek, zoals het is liggende, afgewezen, doch besloten voor
goed aan te zien, dat de tegenwoordige leuning tot wederopzegging toe verplaatst
wordt op een afstand van 5 palmen achter de bomen.
Aanwijzingen van Architect moet worden gevolgd. R5-2-1846, 8.
Rapport B. en W. aangaande de reclames over de aanslagen in het Kohier
van verbetering van Achter de Hoven.
Besloten in volgende vergadering af te doen. R5-2-1846, 6.
Beklag van P. van den Bosch over het Raadsbesluit R5-2-1846, 8. en ver
zoekt de reden van dit besluit te mogen vernemen. Hij betuigt zijn recht om al
les in de vorige staat te herstellen.
Door Raad besloten aan hem een termijn van 14 dagen te stellen om te voldoen
aan R5-2-1846, 8.
Bij niet voldoen hieraan wordt dit besluit beschouwd als niet te zijn genomen.
R7-5-18469.
Aanbieding door B. en W. van:
a. Missive van Gecommitteerden tot herstel van de weg Achter de Hoven aangaande
de reclames van sommige contribuabelen tegen het Kohier.
b. Een door hen ontworpen staat der percelen, waarvoor de weg en het voetpad
tot reed en weg dienen, en een nieuw door hen ontworpen Kohier.
Ter inzage der leden gelegd ter behandeling in een volgende vergadering.
R6-8-184611.
Door Raad wordt geantwoord, dat een nieuwe legger nog niet kan worden
opgemaakt, omdat bij Besluit Prov. Staten 7-8-1844 (goedgekeurd bij K.B15-10-
1844, N88?is bepaald, dat een legger in het 11e jaar na zijn goedkeuring moet
worden herzien. Daar deze termijn niet is verlopen, moet de bestaande legger
worden gevolgd, en moet door de Raad beschikt worden op de ingekomen reclames.
R3-9-1846, 9.
Door B. en W. wordt aan Gecommitteerden tot de herstelling en verbe
tering van de weg Achter de Hoven schriftelijk kennis gegeven van bovenstaand
Raadsbesluit R3-9-1846, 9. 9-9-1846, 12.
Door Raad het aangeboden Kohier van aanslag ten laste der onderhouds
plichtigen van de rijdweg en het verder voetpad Achter de Hoven provisioneel
goed te keuren.
Na voorafgegane bekendmaking het 14 dagen ter visie te leggen (volgens Art. 15
van het Reglement voor het onderhoud der wegen, etc. van 23-7-1835, goedge
keurd bij K.B. 16-6-1836, N33). R10-12-1846, 9.
Aanbieding door B. en W. van de ingekomen reclames tegen het Kohier,
opgemaakt door Commissarissen der herstelling, en voorlopig goedgekeurd door
Raad: R10-12-1846, 9.
1. Mevr. Douairière Van Sytzama, geb. Heringa Cats.
2. Lucia Ebella van Eijsinga.
3. Livinus Jacobus Feitz.
4. L. Vossenberg.
5. J. van Dam, P. Swildens, S. Dames, E Bovenkamp, L. Beugelaar, A. Buysing,
K. Bakker.
In handen Commissie gesteld: Mr. J. Eekma, J.C. Kutsch, MrP.F. Martin.
R4-2-1847, 13.
Rapport der Commissie.
J. Kutsch kan zich niet verenigen met de beide anderen.
Rapport der meerderheid: Deze is van oordeel, dat door Raad is beslist, dat
in de legger geen veranderingen mogen worden gemaakt. Alleen herziening van
onjuistheden is mogelijk: b.v. het belasten van de een boven de ander.
De hier ingebrachte reclames zijn echter ongegrond:
Douairière De Wendt-Van Sytzama: heeft buitengewone uitgaven gedaan.
Baudina Lucia Ebella van Eijsinga: heeft zich nooit onderhoudplichtig beschouwd
wegens tevoren nooit aangeslagen te zijn.
Livinus Jacobus Feitz: belaste grenst niet aan de weg.
J. Vossenberg, J. van Dam, E. Meindersma, W. Klaas, P. Swildens, S. Dames,
E. Bovenkamp, L. Beugelaar, A. Buysing en K. Bakker ontkennen de verplichting
tot onderhoud in 't algemeen, en hun reclame is niet geschreven op geregeld
papier.
Advies aan Raad: In deze geest besluiten.