Plaatsen
Magere Weide aan Hoogedijk (74-^ pondemaat greide).
Pachter tot 1815: Wed. Pier Thomas.
Besloten tot openbare verhuring op 204)1 1-18155 7-11-1815, 1.
Bij publieke verhuring op 20, 21— 11 1816 door Wed. P.T. Bottinga 1.100,
(mei 1816 -mei 1823). R25-11-1815, 1. 2.
Klacht van Pier Piers Bottinga, optredend namens zijn moeder Wed. Pier Thomas
Bottinga, huurdersche der Stadsplaats Magere Weide, dat de huisman Bavius Span verder
weigert de Zwettesloot te slatten.
.Door-B. en W. besloten de huisman W.R. Tolsma een onderzoek op te dragen.
30-10-1819, 6.
Door Raads Commissie zal worden onderzocht of deze plaats, die thans 1.100,-
huur opbrengt, niet voordeliger bij-stukken kan worden verhuurd. R7-10-1822, 4.
Rapport Commissie: Plaats moet niet als hooiland, maar als besloten plaats,
gelijk thans, worden verhuurd. 19-10-1822, 20.
Door B. en W. besloten de plaats opnieuw te verhuren aan Wed. Pier Thomas
Bottinga voor 1.280,2-11-1822, 11.
De Plaats Magere Weide, met nog 2 Bunders en 20 Roeden weiland, afkomstig
van de verkochte plaats Bilgaard, thans tezamen verhuurd aan Fokje Annes, Wed. Pier
Thomas Bottinga, voor 1.052,zal volgens Raadsbesluit publiek worden verhuurd
van 1831 1837. R23-8-1830, 7.
Op grond van Raadsbesluit bovengenoemd door B. en W. verhuring vastgesteld
op 21-9-1830. 28-8-1830, 6.
Bij openbare verhuring is geboden 975,(thans 1.352,huur), welk bod
door de huurder verhoogd is tot 1.075,
Door Raad besloten nogmaals' een verhuring te beproeven, en anders de plaats voor 1
jaar aan de Wed. Bottinga voor 1.075,— in huur afstaan. R4-10-1830, 7.
Door B. en W. besloten om, op grond van het Raadsbesluit bovengenoemd in
de Leeuwarder Courant aan te kondigen de verhuring voor 6 jaar, ingaande Retri en Mei
1831 van de Stads Zathe en Landen "Magere Weide" aan de Hooge Dijk, groot ruim 29 bun
ders. Bijgesloten briefjes, in te leveren voor 1-11-1830. 11-10-1830, 5.
De plaats is voor 6 jaar verhuurd aan Pier Piers Bottinga voor 1.143,per
jaar. R13—10—18305.
Het resultaat der inschrijving was:
Pier Piers Bottinga 1.143,
H.H. Poelsma 1.140,
Toegewezen aan Pier Piers Bottinga voor 1.143,2-11-1830, 9.
Verzoek van Pier Bottinga, pachter, om uitstel van betaling der pacht ad
743,— van 12-5-1831 tot 12-5-1832.
Door B. en W. in advies gehouden, teneinde de borg hierover te verstaan.
25-2-1832, 12.
Besloten in overleg met de borgen: P.W. de Jong en J.S. Kooistra, om 1 jaar
uitstel te verlenen. 17-3-1832, 17.
Door Raad zijn B. en W. gemachtigd tot openbare verhuring der zathe en landen
aan de Hoogedijk: "Magere Weide", groot 28 bunder, 50 roeden, voor 7 jaar.
R20-7-1843, 14. 1.
Bij deze verhuring op 5-8-1843, is geboden door de tegenwoordige bewoner
Pier Piers Bottinga, ƒ1.210,
Hoewel deze prijs hoger is dan totnutoe wordt betaald, maar nog ver blijft beneden
de kadastrale huurwaarde, is door Raad beslist, dat de plaats moest worden gegund
voor dit bedrag. R7-9-1843, 17f
Aangezien in 1850 de huurtijd der 4 aan de stad toebehorende zathen en lan
den eindigt, en deze eigendommen hoogstens 3 rente opbrengen, terwijl de stad voor de
laatste geldleningen 90.000,en 62.000,5% en 4\7° rente moet voldoen, en aan
gezien de stad, mede door weigering der regering een verhoging der opcenten op wijn en
gedistilleerd toe te staan, voortdurend met deze schuldenlast zal bezwaard blijven, is
besloten Z.M. te verzoeken toe te staan over te gaan tot de verkoop van de plaats "Ma
gere Weide", die dezerdagen is getaxeerd op 35.550,waarna in 1850 en 1851 tel
kens 18.000,kan wordenafgelost
Dit besluit wordt gezonden aan Ged. Staten. R10-11-1849, 3.
Alvorens de machtiging van Z.M. aan te vragen, vragen GedStaten nadere in
lichtingen aangaande de bevoegdheid der stad tot verkoop. R3-1-1850, 5b.