303.
Missive Gouverneur aangaande het onderhoud van en het doen van enige vertimme-
ringen over 1839 aan het gebouw, tijdelijk in gebruik voor Provinciaal Gerechtshof en
Arrondissements Rechtbank,
Provisioneel in advies. 12-7-1839, 7.
Gouverneur antwoorden, dat men zich tot onderhoud volgens toegezonden bestek
onverplicht acht, en zich niet kan inlaten met nieuwe werken.
Dat de Stad zich bij Missive dezerzijds 23-6-1838, N528, heeft belast mét het dagelijks
onderhoud van het gebouw, in de situatie waarin het toen verkeerde.
Aan Architect is dan ook opgedragen om te zorgen voor het onderhoud van het gebouw,
zoals het is overgedragen. 16-7-1839, 13.
Toezending door Gouverneur van missive van A. Martini alhier, met rekening, be
nevens het daaromtrent ingewonnen advies van Mr. P. Wierdsma c.s.
Besloten te berichten dat B. en W. blijven weigeren de nota te voldoen, zoals deze
thans ligt, doch om een einde aan de zaak te maken op zich neemt de kosten van her
stelling der schoorstenen te voldoen, ofschoon deze dan ook niet op haar directe
last zijn gebracht in de toestand, waarin zij zich thans bevinden.
12-5-1840, 2.
Mededeling Gouverneur, dat volgens voorstel dezerzijds de declaratie van A.
Martini ter zake van herstellingen van de schoorstenen in het tegenwoordige gebouw
van het Provinciaal Hof is gesplitst, met als gevolg, dat van het geheel, groot
70, 20,zal komen ten laste der stad, en 50,ten laste der provincie.
Op voldoening alsvoren order te stellen. 4-7-1840, 3.
Toezending door Gouverneur van ordonnantie van betaling ad 1.600,voor
huur van het gebouw, thans gebezigd voor Provinciaal Gerechtshof.
20-2-1841, 5.
Mededeling Burgemeester, dat het verven van het Provinciaal Gerechtshof is
gegund aan: A. Broekhuijsen voor 183, R12-5-1842, 17.
Mededeling Ged. Staten, dat deze bereid zijn, Overeenkomstig het dezerzijds ge
uite verlangen onder het voorstel omtrent het te stichten gebouw voor Gerechtshof en
Rechtbank, aan de Staten te doen, op te nemen het bouwen van de benodigde vertrekken
voor het Kantongerecht.
Verzoeke spoedig te berichten of, en zo ja, hoe, men bereid is grond af te staan, en
indien mocht worden besloten het gebouw in het Zaailand te plaatsen, achter de Koe
markt, in de strekking der gracht aldaar, die dan gedempt moet worden, zodanig dat
er tussen Koemarkt en gebouw een behoorlijk voorplein komt, door wegruiming van de al
daar staande, aan Meyer behorende gebouwen.
Gesteld in handen der gecombineerde Commissie voor de wallen in het Zaailand:
Mrs. Van Boelens, Eekma, Fockema, Warmolt en Van der Veen. R4-5-1843, 1.
Rapport Raads Commissie aangaande voorstel Ged. Staten tot afstand door gemeen
te van grond in het Zaailand voor gebouw Gerechtshof.
Commissie is van oordeel, dat aan voorstel Ged. Staten gevolg zou kunnen worden ge
geven, indien het gebouw niet te breed wordt. Een gedeelte der oude stadsgracht al
daar moet dan worden gedempt, en hiertoe heeft de Stad het recht.
Indien het gebouw echter te breed mocht worden, dan zou de omgeving te zeer worden
ontsierd
Daarom doet doet de Commissie het voorstel om Ged. Staten in overweging te geven
het gebouw te plaatsen op het terrein der daartoe te onteigenen huizen ten Westen
van het Heerenlogement, en het achterliggende bolwerk af te graven. Er zou dan een
Huis van Arrest aan kunnen worden verbonden.
Vermoedelijk zal het laatste plan iets goedkoper zijn, dan het eerste en zal de stad
meer verfraaien, dan de te amoveren huizen er slecht uitzien.
Besloten zich te verenigen met dit rapport en dit aan Ged. Staten in overweging té
geven. R13-5-18431.
Mededeling Ged. Staten, in antwoord op Uitg. Missive dezerzijds 15-5-1843,
N32/442, aangaande het terrein voor het Gerechtshof, dat zij de aangevoerde gronden
niet van genoegzaam gewicht hebben geacht om aan het daarbij voorgestelde terrein de
voorkeur te geven boven het door henzelf bedoelde.
Verzoek ten spoedigste te antwoorden.
In handen der Commissie ad hoe.
Bespreking in buitengewone Raadszitting op Zaterdag 10-6-1843. R8-6-1843, 1.
Rapport Commissie aangaande afstand terrein voor Gerechtshof.
Commissie adviseert om aan verlangen van Ged. Staten te voldoen, en dus af te staan
de grond in het Zaailand achter de Koemarkt, in de strekking van de gracht, met toe
reikend voorplein naar de zijde van de Wirdumerdijk.
I Voorgesteld wordt, dat stad afstaat het terrein, gedempt, geplaveid en voorzien
van riool met onderhoud daarvan, onder voorwaarde, dat de provincie zorgt voor
amovering der gebouwen van Meyer, waarbij de stad geen vergoeding vordert voor
de grondpacht, liggende op die gebouwen.
Verder aan de stad af te staan het Landshuis met gronden daarachter, en door de
Provincie geen vergoeding te eisen voor de lokalen van het Kantongerecht.