Besloten de verordening zodanig in te richten, dat
het K.B. 15-4-1843. 13* daarin in zijn geheel wordt opgeno
men, verder enkele artikelen dienovereenkomstig wijzigen, en
volgens verlangen van Ged. Staten daarin op te nemen, dat het
in overtreding bevonden brood in stukken wordt gebroken.
R 11-1-1844 2.
Besluit Ged. Staten aangaande de bij Missive dezer
zijds van 5-2-1844 No. 21/156 toegezonden verordening tot re
geling van het werk der Broodzetting. 10-2-1844 7»
Besluit Ged. Staten, houdende nadere toelichting om
trent het 1e lid 1 der Resolutie 9-11-1843 No.18/52.
(Prov. Blad No. 147), aangaande de regeleing van het werk
der Broodzetting. 20-2-1844 2.
Verzoek Directeur van Politie om informatie of na
de vaststelling der nieuwe verordening op de verkoop van het
brood en het werk der Broodzetting, het bepaalde bij Art.
7, 11, 12, 13 en 14 der Publicatie der Ged. Staten van
22-11-1817 nog van kracht blijft, of is vervallen.
In advies gehouden, in afwachting van wat Ged. Staten zullen
bepalen. 24-2-1844 10,
Verordening gepubliceerd 17-2-1844.
Door Ged. Staten voor kennisgeving aangenomen.R 14-3-1844 6.
Door Raad besloten het rapport der Raads-comraissie
aangaande de verkoop van het brood en de Broodzetting in ad
vies te houden, totdat door B. en W. zal zijn gerapporteerd
over het al dan niet aanblijven van de keurmeester J.R. Kuipers.
r 27-2-1845 2.
Rekwest van A. de Koe c.s., broodbakkers, houdende be
klag over de bepalingen der publicatie van 3—6—1845 aangaande
de Broodzetting, en de verkoop van brood.
Verzocht wordt andere maatregelen en verder de broodzetting
tevens zo te regelen, dat rekening wordt gehouden met de
zwaardere lasten, die thans de broodbakkers drukken, meer dan
vroeger.
In handen Commissies MrsJ.H. van Boelens, J. Eekma, C.J. van
der Veen. R 21-8-1845 2.
Verzoek Ged. Staten om de bedoeling van het bepaalde
bij Art.1 der Verordening van 3-6-1845 ter aanvulling en wijzi
ging van die van 11-1-1844, aangaande de verkoop van het brood
en de broodzetting, nader toe te lichten, en speciaal mede te
delen, welke artikelen der plaatselijke verordeningen men in
't oog heeft gehad bij het vaststellen, dat de daarin opgeno
men voorschriften, betrekkelijk het toezicht op het brood,
toepasselijk worden verklaard voor het brood, dat van elders
hier wordt ingevoerd.
Gesteld in handen der Commissie ad hoe. R 4-9-1845 2.
Commissie stelt voor, daar de bakkers van buiten niet
onder de strafbepalingen van Art.1 kunnen vallen, om de re
dactie van dat artikel, aldus te wijzigen dat het mede toe
passelijk is op het brood elders gebakken en hier ingevoerd.
Aldus besloten. R 2-10-1845 8.
Antwoord door Ged. Staten op Missive dezerzijds
3-6-1845 No.77/635 en 14—11—1845 No. 21/1175, houdende mede
deling, dat de bij deze Missiven ingezonden afschriften der
stedelijke publicatiën van 3-6-1845 en 13-11-1845 aangaande
de verkoop van het brood en de broodzetting voor kennisgeving
zijn aangenomen. R 8-1-1846 2.
Beklag van V. Meindersma c.s., roggebroodbakkers alhier,
over de zettingprijs van het roggebrood, zoals deze thans wordt
geregeld. Redres wordt verzocht.
In advies gehouden provisioneel. 14-2-1846 5.
Verzoek van W. Meindersma c.s., allen roggebroodbakkers
alhier, om te bevorderen, dat de bestaande zetting van het rogge
brood met Fl.0,05 per half brood wordt verhoogd.
Spoedige beslissing wordt verzocht, daar zij dagelijks aan de
keuring onderworpen zijn, en hun bestaande grieven spoedig
moeten hersteld worden.
In advies gehouden tot de volgende vergadering, daar B. en W.
voornemens zijn eerstdaags een proefbakkerij te doen plaats
hebben. R 5-3-1846 8.