De schippers Leffert Heringa en Johannes Heringa verklaar den, dat er 8 in de roef waren, en 17 in het ruim, Het aantal achterblijvers zou te hoog zijn opgegeven Er heeft geen overtreding van het Reglement plaats gehad. 17-10-1829 In verband met klachten van reizigers van Dokkum naar Leeuwarden over het op 23-3-1830 te Dokkum missen van de aansluiting uit Stroobos en Groningen, waardoor de reizigers of moeten overnachten of een afgewonnen schuit nemen, hebben B. en alhier aan die te Dokkum verzocht toe te zien, dat de schippers Groningen-Stroobos en Stroobos Dokkum op tijd zijn. 30-3-1830 Antwoord van B. en Dokkum. 6-4-1830 Missive B. en Dokkum, houdende klacht tegen de trekschippers Leeuwarden-Dokkum: M. Heringa en L. Hettinga aangaande een willekeurige handeling tegen een zich met verlof naar huis begevende Schutter; t.w. het zich toe eigenen van diens goederen. Door B. en in advies gehouden: zal worden onderzocht door Burgemeester. 13-12-1831 De schippers verklaarden niet van zins te zijn ge weest om zich landsgoederen toe te eigenen. De zaak is hiermede afgedaan. 17-1-1832 Toezending van een klacht der trekschippers Leeu- warden-Dokkum aan Ged. Staten tegen de Commissaris van het veer, die ook de afgewonnen schepen wil uitgeven tegen Fl.0,30. B. en adviseren ongunstig, dat dit in overeenstemming is met het Reglement, en bovendien in het belang van de orde op het veer. 10-3-1832 Beslissing Ged. Staten. B. en zullen de Reglementen nagaan en, indien nodig, de zaak in de Raad te brengen. 24-3-1832 Verzoek der trekschippers Leeuwarden-Dokkum om pro visioneel de mest der paarden te mogen deponeren op de plaats, waar dit vanouds geschiedde, wat hun thans bij aan zegging verboden is B. en handhaven deze aanzegging, maar verlenen 1 maand uitstel; tot 12-6-1832. Gelijke aanzegging is geschied aan: Ved. Johannes Jans ¥ijbenga en Hendrik Tjallings Vening, die eveneens van deze plaats gebruik mochten maken. 12-5-1832 Toezending door Gouverneur van verzoek der gezamen lijke trekschippers Leeuwarden-Dokkum om de vracht in het ruim te brengen op Fl.0,45, in de roef op Fl.0,60, evenals dit is toegestaan tot 31-12-1832. (Res. Ged. Staten 21-11-1827. 15). Door B. en toegezonden aan bestuur Dokkum, onder mede deling, dat zij bereid zijn gunstig te adviseren. 24-11-1832 B. en Dokkum gaan hiermede accoord. B. en adviseren Gouverneur gunstig, te meer, daar het veer op Dokkum concurrentie ondervindt van de postwagen- dienst op Groningen. 11-12-1832 Door Ged. Staten gedurende 5 jaar: tot 31-12-1837» de verhoogde vrachtprijs toegestaan. 22-12-1832 Antwoord van B. en Dokkum op Missive dezerzijds 14-8-1833. No,631, houdende: 1. dat de schippers, die op 7-7-1833 de afgewonnen vracht hebben vervoerd, ongenegen zijn andere uitkeringen te doen dan alleen de tollen volgens r e ge1 2. de doorjager op Harlingen ontkent dat hij onge regeld heeft gevaren, maar wel de doorjager van Harlingen op Dokkum.

Historisch Centrum Leeuwarden

Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | | pagina 58