279.
B. en W. antwoorden, dat zij geen reden hebben om op te
treden tegen de Commissaris. 4-7-1840 8.
Verzoek der trekschippers Leeuwarden-Harlingen om
het vertrekuur der barge, dat vroeger 3 u. 's-morgens was,
maar nu samenvalt met hun vertrekuur, naar een ander uur
te verzetten.
B. en W. antwoorden, dat zij hiertoe niet bij machte zijn,
aangezien het Reglement bepaald, dat het vertrek zodanig
moet zijn, dat die dag te Harlingen de boot kan worden ge
haald.
Aangeraden wordt een verzoek te doen aan Z.M. of aan de
Minister; B. en V. zijn bereid dit door te zenden.
22-9-1840 8.
Verzoek der gezamenlijke trekschippers Leeuwarden-
Harlingen aan Z.M. om de Directie der barge te gelasten
geen vervoer van goederen en passagiers, dat geen verband
houdt met de stoomboot, toe te laten, en verder om het uur
van vertrek der barge en hun schepen uit Leeuwarden zoda
nig te regelen, dat deze niet samenvallen.
Gunstig advies van B. en W. 13-10-1840 3.
Afwijzend beschikt door Min. van Financiën op het
verzoek der beurtschippers. (R.T. Steensma ea1-12-1840 9»
Toezending door Gouverneur van beschikking van Min.
van Binnenl. Zaken en Fin. 5-12-1840 6.
Mededeling door Commissaris Harlinger trekveer, dat
de trekschuit van Nutte Hoedemaker en Gerben Jorna, wonende
te Harlingen, op 8-12-1840 te 4 u. 's-morgens van Harlingen
vertrokken, alhier te laat is aangekomen.
In vergadering van B. en W. ontbieden voor onderzoek.
12-12-1840 15.
Missive B. en V. Harlingen in antwoord op Missive
dezerzijds 27-3_l84l. No.16/436, aangaande het verzetten
van de stadsklok aldaar. 3-4-1841 8.
Aangezien de bepaling van besluit B. en W. 2-12-1826
10, dat de trekschippers Leeuwarden-Harlingen verplicht
zijn hun reizen binnen 5 uur te volbrengen, door de Commis
saris dezer stad, te Harlingen verkeerd wordt opgevat, de
len B. en W. aan deze Commissaris aldaar mede, dat de schip
pers, van Harlingen te 4 u. afvarende, hier om 9 u.
»i "9 u. 2 u.
1 u. 11 6 u.
4 unam9 u
moeten zijn. 6-4-1841 6.
Missive B. en Harlingen in antwoord op Missive
dezerzijds 22-5-1841 No.16/596, in verband staande met de
aanklacht tegen schipper S. van der Woude, wegens het opne
men van reizigers en goederen buiten het verlaat op
18-5-1840 «s-nam. 4.30 u. 1—6 1841 7.
blz.171)
Verzoek der gezamenlijke trekschippers Leeuwarden-
Harlingen om subsidie ter tegemoetkoming in de kosten der
paarden, etc. of anderszins, in verband met de slechte toe
stand van dit veer.
Gesteld in handen Raads-commissie. (Mr. J. Eekma, N.J. Dirks,
H. Bolman)R 5-8-1841 6.
Antwoord Raad, dat het verzoek vooralsnog niet in
aanmerking kan worden genomen, maar dat t.z.t. het in nader
overweging zal worden genomen. R 2-12-1841 8.
Mededeling door Commissaris Harlinger trekveer, dat
de Harlinger trekschuit op 29-9 en 4-10-1841 van daar te
4 u. 's-morgens afgevaren, telkens na 9 u. is aangekomen.
Door B. en W. dit bericht aan B. en W. Harlingen, met ver
zoek de schippers Nutte Hoedemaker en Nicolaas Freerks Giel
te waarschuwen, onder bedreiging met ontslag. 5-10-1841 23.
Antwoord B. en V. Harlingen op Missive dezerzijds
8-10-1841. No.16/986. 23-10-1841 12.