282
B. en berichten, dat deze vergunning provisioneel is;
later zal, indien nodig, daarvoor machtiging gevraagd wor
den. De Harlinger schipper behoeven zich niet bezwaard te
gevoelen, daar in die gevallen, waarin zij inderdaad scha
de lijden, uitkering geschiedt.
Alvorens dit besluit uit te voeren overleg met Harlingen.
(Missive dezerzijds 30-5-1845. N0.I6/610). 28-5-1845 1.
Antwoord B. en V. Harlingen op genoemde Missive.
30-6-1845 6.
Verzoek Directeur van Politie om mededeling of de
termijn van 15-5-1845 tot hoelang de Harlinger trekschip
pers vergunning hadden de bargedienst met een gewoon trek-
schip uit te voeren, is verlengd tot 10-6-1845, en tevens,
of het schip waarmee sindsdien de dienst is uitgevoerd,
door B. en van hier en van Harlingen is goedgekeurd.
Door B. en W. in advies gehouden tot het antwoord van B.
en V. Harlingen is ontvangen.
(Missive dezerzijds 7-7-1845. No.16/746). 10-7-1845 9»
B. en V. antwoorden dat de termijn op aanvrage is
verlengd tot 10-6-1845.
Aangaande de inrichting van het vaartuig is verschil met
Harlingen
De schippers hebben provisioneel vergunning ontvangen, en
aan Z.M. definitieve vergunning gevraagd. 16-7-1845 10.
Beschikking door Ged. Staten op het adres der trek
schippers Harlingen-Leeuwarden, waarbij deze bezwaten aan
voeren tegen het door B. en Harlingen goedgekeurde be
sluit, om de namiddagbeurt van 4 u. te verenigen met de
bargediens t
Ged. Staten zijn van oordeel, dat het verzoek der schippers
is gegrond op recht en billijkheid, zodat de vergunning be
hoort te worden ingetrokken.
Verzoekers zijn verwezen naar B, en van Harlingen, als
bekend gemaakt met het gevoelen van B. en dienaangaande.
27-8-1845 7.
Door B. en is op hun verzoek aan de Harlinger
trekschippers Leeuvarden-Har1ingen toegestaan om van 20-12-1845
tot 1-2-1846 bij open water, des daags met 1 schip te varen
en wel 's-morgens 4 u. van Leeuwarden en 's-nam. 4 u. van
Harlingen. 13-12-1845 17.
Mededeling B. en Harlingen, dat zij aan de trek
schippers aldaar hebben toegestaan tot 1-2-1846 dagelijks
met 1 schip te varen, en wel 's-morgens 9 uvandaar en
's-nam. 4 u. van hier.
Uitgezonderd op Vr.dan de gewone beurten. 29-12-1845 6.
Mededeling door Commissaris Harlinger trekveer van
te late aankomst van het Harlinger schip, dat op 19-3-1846
's-morgens te 4 u. van Harlingen is vertrokken. 21-3-1846 9«
Mededeling door Directeur van Politie, dat de trek
schippers Leeuwarden-Harlingen vanaf 3-3-1846, d.i. de dag,
waarop de stoomboot Ams terdam-Harlingen de dienst heeft her
vat, de gewone beurten om 4 u. 's-nam. op deze dagen niet
hebben waargenomen, in strijd met het Reglement.
Verzoeke mede te delen of vergunning is verleend.
B. en antwoorden, dat provisioneel vergunning is ver
leend totdat door de Raden der beide steden zal zijn be
slist op een verzoekschrift. 28-3-1846 8.
Verzoek der Harlinger trekschippers om op dagen,
waarop de stoomboot van Amsterdam te Harlingen aankomt, te
worden ontheven van de verplichting om die middag de beurt
van 4 u. naar Leeuwarden te volbrengen, aangezien de barge
meestal tezelfder tijd afvaart.
Toegestaan, onder voorwaarde, dat bij afvaren der barge,
tengevolge van vertraging der stoomboot, na 4 u. deze dan
geen reizigers en goederen zal mogen meenemen, van wie niet
blijkt, dat zij met de boot zijn gekomen.