109.
Verzoek van J.A.D. Molster, predikant alhier, om in de Lantaarn-, Nachtwacht
en Brandspuitgelden 1837 tot een lager bedrag te worden aangeslagen.
In verband met het vertrek van betrokkene uit deze stad op 1-5-1837, is ontheffing
verleend van 8 maanden, en derhalve de aanslag gebracht van 13,75 op 4,58-5.
29-4-1837, 9.
Door Raad is het Kohier van Personele Omslag binnen de wallen der Lantaarn-,
Nachtwacht- en Brandspuitgelden over 1837 ad 13.952,vastgesteld.
Aan Ged. Staten gezonden ter goedkeuring. R1-5-1837, 4.
Goedkeuring door Ged. Staten van het Kohier der Personele Omslag der Lantaarn-
Brandspuit- en Nachtwachtgelden over 1837 ad 13.952,
Gesteld in handen Ontvanger ter invordering. 27-5-1837, 3.
Mededeling hiervan in Raad. R3-7-1837, 6.
Verzoek van Klaas Klazes van der Pol, zonder beroep, om vermindering van aan
slag in de Lantaarn-, Brandspuit- en Nachtwachtgelden over 1837, voor het huis B121,
door hem bewoond.
Belasting is 5,25 bij huurwaarde 105,
Volgens hem is de huurwaarde niet meer dan 75, waardoor de belasting moet zijn
3,75.
Op rapport van Architect afgewezen. 21-11-1837, 17.
Beklag van IJ. de Haan over de z.i. te hoge aanslag in de Lantaarn-, Brand
spuit- en Nachtwachtgelden voor het pand E22, t.w. 27,50, en verder voor stal, wa
genhuis en knechtswoning nog 10, Vermindering wordt verzocht.
Het verzoek wordt afgewezen, aangezien de aanslag vrijwel gelijk is aan die van vorig
jaar, behoudens een geringe verhoging als gevolg van een 50,hogere taxatie der
huurwaarde, wegens herziening van het Kohier der Personele Omslag vorig jaar.
2-9-1837, 21.
Door Raad is het Kohier der Omslag over de ingezetenen binnen de wallen voor
de Lantaarn-, Nachtwacht- en Brandspuitgelden over 1838 vastgesteld op 13.94 1,25.
R30-4- 18385.
Vaststelling en goedkeuring door Ged. Staten van Kohier 1838 der Lantaarn-,
Brandspuit- en Nachtwachtgelden ad 13.94 1,25.
Gesteld in handen Ontvanger ter invordering in 2 termijnen: voor 1 september 1838 en
1 januari 1839. 15-6-1838, 6.
Besluit Ged. Staten, houdende afwijzende beschikking op het verzoek van J.
Bonga, bakker alhier aangaande diens aanslag in de Personele Omslag voor de Lantaarns
Branspuiten en Nachtwachten. 5-6-1838, 1.
Toezending door Gouverneur van verzoek van J.H. Slaterus, koopman, wonende
K23, houdende reclame tegen te hoge aanslag voor het onderhoud van Lantaarns, Brand
spuiten en Nachtwachten 1838.
Aan Gouverneur wordt geadviseerd verzoeker te verwijzen naar de Raad, op grond van
Arts. 10-11- der Instrucie in Prov. Blad 1831 N128. 12-9-1838, 4.
Besluit Ged. Staten, houdende afwijzing van verzoek van J.H. Slaterus, koop
man, om verlaging van de Lantaarn-, Brandspuit- en Nachtwachtgelden over 1838 van
10op 5
Aangeraden wordt het kohier van deze belasting ook ter visie te leggen, evenals de In
structie voor de overige kohierbelastingen voorschrijft. 10-11-1838, 4.
Verzoek van Wiebe van der Heide, wonende D34, om vermindering van aanslag in
Lantaarn-, Brandspuit- en Nachtwachtgeldenvroeger berekend naar 80,huurwaarde.
Verzocht wordt vermindering van de waarde ad 150,sedert 1837 op 110,zijnde
de geschatte waarde in het Rijks Personeel.
Door B. en W. wordt aan verzoeker geantwoordt, dat het Kohier 1838 is vastgesteld
door de Raad, en goedgekeurd door Ged. Staten, zodat daaraan niets meer is te veran
deren, maar dat bij de opmaking van Kohier 1839 met zijn reclame zal worden rekening
gehouden. 2-1-1839, 15.
Verzoek van H. Grobbié, Provisioneel Inspecteur der Belastingen, om vrijstel
ling voor de laatste 8 maanden van de Personele aanslag in deze gemeente, aangezien
hij per 1-5-1839 verhuist naar een andere provincie.
Toegestaan, en Ontvanger gemachtigd van de aanslag ad 18,75 het 1/3 gedeelte, ad
6,25, in te vorderen. 23-4-1839, 26.
Toezending door B. en W. van Harlingen van procesverbaal van onvermogen, waar
uit blijkt, dat H. Witte niet in staat is de nog verschuldigde Personele Belasting
over 1838 te betalen.
In handen van Ontvanger. 12-9-1840, 10.
Door Raad Kohier der Personele Omslag over de ingezetenen binnen de wallen
voor de Lantaarn-, Nachtwacht-, en Brandspuitgelden over 1839, ad 13.945,25 pro
visioneel vastgesteld, na 14 dagen ter visie te hebben gelegen.
26-4-1839, 10.