154. Voordracht door Hoofd-Commies der belastingen omtrent het sluiten van het rad van de molens. Gesteld in handen der Commissie voor het Gemaal. R20-8-18 19, 5. Toezending door Gouverneur aan de Raad van een verzoek der Molenaars tot verho ging der maallonen. Advies afwijzend, aangezien door de toenmalige Minister van BinnenlZaken 24-5-1810, N88 een verhoging der maallonen is toegestaan slechts tot 31-12-1811, maar dat deze ver hoging nog wordt ingevorderd, en door bakkers, branders, etc. wordt betaald. Dan een verdere verhoging, zolang de Gemaalbelasting bestaat, ongewenst is. R 1 1- 10-18 191. Door GedStaten vooralsnog geweigerd. R6 12—1819, 4. Toezending door Gouverneur van verzoek van Siterius van der Meulen en andere mo lenaars. In handen van Wierdsma, Salverda, Feenstra. R7-2-1820, 1. Door Gouverneur spoedig antwoord gevraagd. 9-9-1820, 5. Door S. v.d. Meulen en E. Molenaar, gecommitteerden der molenaars, wordt spoe dig antwoord gevraagd. 21-10-1820, 10. Rapport, waarbij wordt voorgesteld het verzoek af te wijzen. R5—2—182 1, 17. Door Ged. Staten afgewezen. 24-2-182 1, 12. Inzending door Hoofdcommies der belastingen van de maandelijkse lijst der opbrengs ten van het Gemaal ter verzending aan Gouverneur. 30-10-18 19, 2. Missive Commies Controleur, waarnemend Hoofdcommies, aangevende, dat de bollo- pers, ofschoon voorzien van de biljetten voor aangave Gemaal, in de grietenijen vaak worden aangehouden, en daardoor in haar bestaan getroffen. Verzocht wordt maatregelen te nemen hiertegen. Gebracht ter kennis van Ged. Staten (Missive dezerzijds 13-1-1820, N18.). 4-1-1820, 8. Ged. Staten vragen opgave der grietenijen, waar zich de moeilijkheden voordoen. Commies Controleur moet spoedig deze opgave verstrekken. 26-2-1820, 3. Inzending van de opgave der namen der betreffende grietenijen. 29-2-1820, 5. Mededeling door Ged. Staten, dat door instelling van een gaarder te Marssum vermoedelijk wel voldoende is tegemoetgekomen aan de bezwaren. 18-4-1820, 1. Mededeling hiervan in Raad. Rl-5-1820, 3. Toezending door Gouverneur van verzoek van Siderius van der Meulen, e.a. mole naars om de tijd, waarin het graan naar de molen moet worden gebracht, te verruimen. Gesteld in handen van Commies Controleur, waarnemend Hoofdcommies, bij Missive dezerzijds 19-1-1820, N3018-1-1820, 5. Gunstig advies. 22-1-1820, 9. Gunstig advies. R17-2-1820, 2. Vergunning door Ged. Staten verleend aan de molenaars, om het graan in de stad 1 uur en buiten de stad 2 uur later ter molen te brengen dan in het reglement is bepaald. 1-4-1820, 4. Toegestaan binnen de stad 2 uren, en op het Vliet 3 uren later het graan ter mo len te mogen brengen, zolang er geen misbruik van wordt gemaakt. R4-4-1820, 5. Inzending door Commies Controleur, waarnemend Hoofdcommies, van de maandelijkse staat met de onzuivere opbrengst van het Gemaal, etc. 22-1-1820, 7. Idem. 8-4-1820, 7. Besluit Ged. Staten, waarbij bepaald wordt, dat de restitutie van de belasting van het uitgevoerde roggebrood zal worden berekend tegen 50 cents van elke 100 pond brood (Prov. Blad N35)9-5-1820, 2. Inzending door Commies Controleur, waarnemend Hoofdcommies der maandelijkse staat van de onzuivere opbrengst van het Gemaal, ter inzending aan Ged. Staten. 8-7-1820, 10. Inzending door Commies Controleur, waarnemend Hoofdcommies der belastingen, van de staat, aangevende de opbrengst van de belasting op het Gemaal, 3e kwartaal 1820|-10-lSlo) 5. Machtiging door Ged. Staten tot betaling van het aandeel der gemeenten in de buitengewone kosten van surveillance op het Gemaal, en wel uit get gereserveerd fonds van 2% dezer belasting over 1820. Voor deze gemeente is te betalen 322,55 aan Commies C. Walker op de Griffie (Prov. Blad N68). 7-11-1820, 1. Inzending door Commies Controleur der Stedelijke belastingen van maandstaat 4e kwartaal 1820 der onzuivere opbrengst van het Gemaal, benevens de perceptiekosten. Ingezonden bij Ged. Staten. 9-1-1821, 5. Voordat de Provincie de Gemaalbelasting ging heffen, rekende men dat ze de stad jaarlijks 30.000,opbracht, hoewel men vrij zeker was van fraude. Op deze basis werd de stad toen aangeslagen. Na 1 jaar bleek die aanslag te hoog te zijn, wat men toeschreef aan de hoge graanprijzen. Een jaar later daalden de graanprijzen, maar de belasting daalde tot 25.000, Na een scherpere surveillance steeg de belasting: 1819 ruim 40.000,1820 ruim 45.362,85-k. R5-2-1821, 17.

Historisch Centrum Leeuwarden

Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | | pagina 157