Verzoek van W. Ter Horst en Co., cichoreifabrikant, alhier, om toestemming,
evenals is toegestaan aan de kalkfabrikantende op te slaan fabrieksturf door eigen
volk te laten verwerken.
Gesteld in handen van Commies Controleur. 10-10-1835, 16.
Gesteld in handen van de Raads Commissie: T. Feenstra, N. Fockema, O.P. Waller.
17-10-1835, 12.
Door Raad geweigerd, aangezien de omstandigheden der kalkbranders niet te ver
gelijken zijn. R14-12-1835, 13.
Verzoek door Arrondissements Inspecteur alhier om inlichtingen, na daarover de
Commandeur der Turfwerkers te hebben gehoord, aangaande een op 18-10-1835 door zekere
L.S. Petstra ten kantore der Accijnsen alhier veraccjjnsde hoeveelheid van 125 ton turf,
afkomstig uit het veen van W.S. Hoogeveen te Appelscha.
Is beantwoord bij Missive dezerzijds 31-10-1835, N12/730. 31-10-1835, 8.
Verzoek door Albertus Buysing, kalkbrander op Camstraburenom vergunning de
ladingen turf voor zijn bedrijf zonder meting door Stadsmeters te lossen, ter vermijding
van kosten.
Gesteld in handen der Raads Commissie: Feenstra, Fockema en Waller, voor rapport aan
Raad. 23-1-1836, 4.
Door Commissie wordt voorgesteld het verzoek in zijn geheel van de hand te wij
zen, doch de mogelijkheid te onderzoeken een afzonderlijke regeling te ontwerpen voor
steenfabriekanten, kalk- en zoutbranders
In advies gehouden. R4-7-I836, 13.
Door Raad het verzoek, zoals het ligt, afgewezen.
Een Commissie benoemd om te onderzoeken of sommige artikelen kunnen worden gewijzigd
ter tegemoetkoming aan verzoeker als bovengenoemd (Mr. N. Fockema, N.J. Dirks, O.P.
Waller). R14-11-18361.
Besluit Gouverneur omtrent aftekening van biljetten volgens Art. 7 van het reg
lement aangaande de vrijdom van accijns op turf. 22-3-1836, 3.
Toezending door Arrondissements Inspecteur van een lijst van fabrikanten alhier,
die gedeeltelijk vrij van accijns op turf zijn.
Verzocht wordt opgave der door deze in 1835 ingeslagen hoeveelheden turf.
Gesteld in handen van Commies Controleur. 20-8-1836, 7.
Toezending der opgaven over 1835.
Die over 1836 worden in januari 1837 opgemaakt. 6-9-1836, 5.
Rapport der Raads Commissie van R14-1 1-1836, 1., om te onderzoeken de mogelijk
heid van het aanbrengen van veranderingen in het Reglement van Accijns op Turf voor de
opslag van turf door fabrikanten.
Besloten door Raad zich te verenigen met dit rapport en geen wijzigingen aan te bren
gen in het Reglement. R25-9-1837, 10.
Door B. en W. besloten de volgende maatregelen te nemen tot wegneming van het
in gebreke blijven om de accijns van turf te betalen door verscheidene turfvaarders ge
durende de laatste jaren.
1. Ontvanger aan te schrijven om stipt Art. 8 op te volgen, met betrekking tot het ver
lenen van consentbiljetten voor lossing.
2. Commandeur Turfwerkers aan te schrijven om elke dag na sluiting der baan aan Ont
vanger toe te zenden een extract uit het register van aangave en lossing.
Zijn de accijnsen aan het Rijkskantoor betaald, dat het nummer der kwitantie vermel
den
3. Commies Controleur te verzoeken telkens 's morgens 9 uur een Commies te zenden naar
het kantoor van Ontvang, om na te zien welke geloste vrachten turf nog niet zijn be
taald, en daarvan procesverbaal op te maken.
4. Ontvanger aan te schrijven bij weder uitvoer het nummer van het consentbiljet op het
alsdan ingetrokken declaratoir te vermelden.
5. Rijks Ontvanger te verzoeken om de consentbiljetten aan de turfvaarders niet weer
terug te geven, maar te bewaren, tot ze namens de stadsontvanger worden afgehaald.
6. Turfmeters aan te schrijven geen lossing te bevorderen zonder van de consentverle
ning overtuigd te z;ijn, en bij ladingen, gedeeltelijk uit brijten of mot bestaande,
de commiezen te waarschuwen. 12-2-1839, 10.
Toezending door Ged. Staten van verzoek van onderscheidene fabrikanten alhier
om toestemming (wat de Raad hun heeft geweigerd) de lange of gestoken turf voor hun
fabrieken zodanig te lossen en opslaan als voor hen op de minst kostbare wijze kan ge
schieden
Gesteld in handen Raads Commissie: MrN. Fockema, N.J. Dirks, O.P. Waller, dezelfde,
die het verzoek vroeger had behandeld. R6-6-1839, 2.