269. Inhoud Missive 16—11—1848. No.6a/l228: Weigering van Sneek om tussenkomst bij restitutie van gelden op het gebied van het Armwezen). Mededeling door Ged. Staten van K.B. 2-11-1848. No.74, waarbij wordt verklaard, dat niet gesubsidieerde Diakoniën geen machtiging van het burgerlijk gezag be hoeven te vragen tot het voeren van rechtsgedingen. (Prov. Blad No.5). Een exemplaar wordt toegezonden aan de betrokken dia koniën. 13-12-1848 10. Antwoord van Ged. Staten op Missive dezerzijds van 16-11-1848. No.6/1228, houdende, dat B. en W. van Sneek niet genegen zijn bevonden aan hun uitnodiging om, hoezeer onverplicht, in t belang van het Armwezen, de correspondentie in dezen op de gewone wijze aan te houden. Zij hebben geantwoord zich voortaan te zullen onthou den van alle correspondentie over Armenzaken, ingevolge K.B. 10-6-1848. No.93. Dit wordt bericht aan de diverse Armbesturen. 17-1-1849 12. Mededeling door Ged. Staten van een door Z.M. genomen beslissing, dat de bepaling van Art.7 der Wet van 28-11-1818 (st.4o), houdende, dat het domicilie van onderstand van minderjarigen is dat van hun vader, niet langer kan werken dan de minderjarigheid duurt. (Prov. Blad No.20). Aan de belanghebbende Armbesturen medegedeeld. 14-2-1849 9. Rapport Commissie ingevolge' Raadsbesluit R.2-1 1-1848. 3. aangaande toegezonden Missive van Min- van Binnenl. Zaken, 30-9-1848, houdende beslissing op verzoek van N.H. Diakonie te Holwerd, benevens beschou wingen over het Armwezen in het algemeen. Minister is van oordeel, dat de oorzaak van het feit, dat aan het Armwezen in Friesland meer zwarigheden zijn verbonden dan elders in Nederland, is, dat men hier het meest is genaderd tot het dwaalbegrip van wettelijke weldadigheid, waarbij de armen min of meer recht op on derstand wordt toegekend uit de Plaatselijke Belastingen, wat de bijzondere liefdadigheid doet afnemen. Minister neemt met bevreemding kennis van de mededeling der Diakonie Holwerd, dat deze per jaar voor fl.400,- slechts 6 behoeftige oude lieden kan alimenteren, d.i. bijna fl.70,- per hoofd. Dit stelsel vindt, volgens de Minister, geen grond in de Wet van 28-11-1818. (St. No.4o), waar alleen wordt gehandeld over de plaats, waar de behoeftigen in de onderstand kunnen (moeten l) delen. Men moet aannemen, dat de opmerkingen van de Minister, hoewel het platteland (Holwerd) betreffende, tevens be doeld zijn voor de armverzorging in de steden. Commissie oordeelt, dat aan de Wet van 28-11-1818 niet als uitgangspunt moet nemen, gelijk de Minister doet, maar verder moet teruggaan. In de 21e titel van het I-boek der Lands ordonnantie wordt in Art.1 bepaald, dat de armen gealimenteerd zul len worden. Publicatie 28-11-1755 der Staten van Friesland bepaald, dat op het voorbeeld der Geref. Kerk alle andere ge zindten gehouden zijn tot het onderhouden der arme leden. Op 15-3-1757 is dit nader geregeld. Dus in dit gewest is de armenzorg op wetsbepalingen gegrond.

Historisch Centrum Leeuwarden

Besluiten Leeuwarden 1811-1850 (Repertorium de Roos) | 1811 | | pagina 19