Waar is de tied bléven! hoe vaak zou die uitdrukking wel vallen, wanneer er gesproken wordt over de tijd van toen en de mooiste ver halen van vroeger de ronde doen. Waar is de tied bléven; ja, waar twintig, dertig, veertig jaar, het is allemaal al lang geleden, maar hoe' dichtbij lijken vele jeugdherinneringen, hoe dichtbij lijkt nog de tijd, dat alles zo heel anders en in sommige opzichten nog zovéél beter was. Hoe gejaagder de moderne tijd wordt, hoe liever zien we op het verleden terug en hoe meer het jachtige leven ons vermoeit, hoe meer wordt in het gesprek het verleden geromantiseerd. Waar is de tied bléven wij weten het eigenlijk ook niet precies, maar we willen het wel voor U uitzoeken, wanneer U dat prettig vindt. Daar om hangt 't Kleine Krantsje nog eens wat ouwe kalenders aan de wand, zo uit de tijd van even en wat verder na de eeuwwisseling om te zien, hoe er toen in Leeuwarden werd geleefd en gewerkt. In een lang vervolgverhaal zullen we van dat oud-Liwadden en van ouwe-Liwadders vertellen maar denkt U er wel aan, dat dit een stuk stadgeschiedenis-van-horen-zeggen wordt. Er zal dus wel eens een jaar tal verkeerd kunnen vallen, er kan wel eens een heldendaad toegeschre ven worden aan een verkeerde stadgenoot, er kan wel eens een gebeur tenis onjuist worden gesitueerd. Want vrienden, met weinig hebben we met elkaar zoveel moeite als met het goed onthouden van wat is geschied. Hoe vaak plaatsen we herinne ringen in een verkeerd jaar, hoe vaak denken we, dat iets nog maar een week of acht geleden is gebeurd, terwijl het in feite al een half jaar ach ter ons ligt en omgekeerd. Neemt U de proef maar eens op de som over drie maanden kon U wel eens denken, dat dit Kleine Krantsje al jaren bestaat! Maar komaan, we moeten nu het verleden in. Waar is de tied bléven wedden, dat U 't straks zelf zegt? Wie Leeuwarden als kind al verlaten heeft en nooit het voorrecht had, te mogen te rugkeren in deze goede stad, zal er wellicht weinig her inneringen aan bewaren, maar één monument van zijn va derstad haalt hij zich zonder mis nog zó voor de geest. Dat is de oude Oldehove, desteen- kolos, die nog net zo stoer en massief voor ons oprijst als hij het ook al deed voor onze ouders, onze grootouders, on ze over- en over- en over grootouders. De Oldehove is een soort sym bool van Leeuwarden be drijven en verenigingen zijn er naar genoemd, hij staat op suikerzakjes en koekjestrom mels, hij komt in elk fotoboek van Friesland voor, hij is een voudig niet weg te denken uit het beeld van de oude binnen stad. Waar zouden we, beginnend met onze echte-oud-Liwadder rubriek „Waar is de tied blé ven" dan ook beter van start kunnen gaan, dan aan de voet van deze Oldehove, waar voor duizenden Leeuwarders de kostelijkste jeugdherinnerin gen liggen en waar hopelijk in de toekomst nog vele gene raties jonge stadgenootjes zich naar hartelust zullen kunnen uitleven. Hopelijk ja, want zeker is dat niet: de hele buurt van „De Vette Hoeke" krijgt immers juist in deze tijd een ander gezicht en het is niet zo waar schijnlijk, dat de nieuwe si tuatie voor de lieve jeugd zo aanlokkelijk wordt als de oude toestand altijd wel is geweest. Waar op het gras tussen Oldehove en Heer Ivostraat- je („Surivestraatsje" zeiden de echte Butterhoeksters) vroeger de geiten en bokjes liepen van de man, die de omgeving alleen maar kende onder de welluidende naam De Spiekerbak en waar de lijnbaansknechten van touw slager Morrema Gutman en Berendsen al ver voor hun tijd oud werden omdat die „zwijnen van jongens" alt id hun hennepdraden in de war maakten, komt na het ver trek van de bodediensten een keurig plein met stellig eer. minimum aan romantiek. En waar eens een labyrinth van steegjes en straatjes de Kalvergloppe, het Poortsje, de Drift, het Oranjeklooster, de „Kustebietersteeg", het Brandsjeklooster een prachtige gelegenheid bood om heerlijk karrejantsje te speulen, verrijst nu al het Met de huizen verdwenen ook de bewoners uit de buurt van de Boterhoek. Dit is één van hen: Willem Dijkstra, of beter gezegd: Slanke Willem, want zo hebben de meeste Leeuwar ders hem gekend. Slanke Willem is een wel zeer bijzondere figuur in de stad geweest. machtige nieuwe gebouw van de Provinciale Bibliotheek. Van alle huizen, die eens tot deze zo levendige buurt heb ben behoord, staan er nog maar een paar. Verdwenen zijn alle glopkes, die we zo net hebben genoemd, verdwe nen is het halve Sint Jobs- leen, verdwenen is de hele westwand van 't Surivestraat sje, verdwenen is bijna de he le Boterhoek: alleen het voor malige logement De Gouden Leeuw staat nog stoer over eind: het heeft alle andere slaapsteden uit de buurt over leefd, ook De Vriendschap van de Weermannen, ook het logement van de Sonnega's in ','t ouwe Goudkantoor, ook het befaamde nachtverblijf, dat gemeenlijk als het Lüzehotel werd aangeduid. wordende herinneringen aan de Vette Hoeke voortleven aan de vreugd,en (de beroem de Butterhoekster buurtfees ten, de avonden met zang en accordeonmuziek), aan het verdriet (het drankmisbruik, de soms hoogoplaaiende ru zies, de doodslag), aan de be woners met de vaak merk waardige bijnamen (de Vlam - piep, Slanke Willem, Tentje Tit, ouwe Tietsje, Pang, Snor- rewiets, De Motbal, de Kleed- sjeklopper) en dan is het al lemaal definitief voorbij. Dan is er niemand meer, die weet wie hier als De Gebradene Haan door het leven ging, die zelf het Eerpelsteegje nog heeft gezien, die zich een juis te voorstelling kan maken van het kostelijke tafereel van vrolijk pijpende Patijntjes en Wel langzaam, maar toch on stuitbaar drukt de sloopma- chine door. Nóg wordt de eens zo volkrijke Witte Kou- senbuurt door een gezin be woond, nóg tapt Wieger van Cleef er in de-enige-nog-be- staande-echte-kroeg-van- Leeu warden een borreltje, nóg zit „Dientsje" er in het Sint Jobsleen in een stoel voor haar huisje in de zon en nóg kan de etalage van de uitdrager Reinsma er een bij zondere attractie worden ge noemd, maar lang kan het niet meer duren: dan liggen ook de laatste huizen van het Sint Jobsleen tegen de grond, dan is eindelijk ook de Groeneweg één brede vlakte, dan is er behalve de Olde hove! weinig of niets meer, dat ons nog doet den ken aan wat zich hier alle maal heeft afgespeeld. Nog een tijdje, hooguit een halve eeuw, zullen in onze gesprekken de steeds vager het dansende Butterhoekster vrouwvolk er omheen Op dit moment leven er nog duizenden, die hier zelf heb ben gewoond en opvallend is het, dat zo velen van hen er liever vandaag dan morgen terugkeerden, wanneer dat mogelijk was en wanneer de buurt niet op sterven lag: „al suu'k er oek heenkrüpe mut- te, as't kon, dan deed ik ut!" Hoe kan dat werkelijk in drukwekkende saamhorig heidsgevoel, dat zich nergens in Leeuwarden zo manifes teerde als hier, zijn ontstaan, wie waren de jonge boefjes, die de buurtgenoten pestten en sarden en wie waren hun ouders, die dezelfde buren on gevraagd te hulp schoten, zo dra die hulp wel welkom was? Laten we dat gaan zien in 't volgende verhaal van Waar is de tied bléven vandaag over veertien dagen in 't Kleine Krantsje. Zo zag -de Boterhoek er vroeger uit. Om U enig houvast te geven: het hoge huis tussen de twee bomen links is dat, waarin tot voor kort de torenwachter Visser woonde. Het is afge broken voor de bouw van de bibliotheek. Van alle gefotografeerde huizen staat er niet een meer. Op de voorgrond, tussen de bomen door, de draden van de lijnbaan van Morrema.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1964 | | pagina 5