'T KLEINE KRANTSJE
Vervolgverhaal
Dit was nu de Lijnbaan van Morrema op het Oldehoofster-
kerkhof, waar nu nog de auto's van de bodediensten staan.
De beide mannen, die we in actie zien, waren Johannes
Gutman Sr. en Berend Berends zeer bekende figuren
in deze buurt. Morrema zelf ziet belangstellend toe of er
wel goed wordt gewerkt. Hij staat vlak voor de „Zeven
Huusjes" een wat vreemde naam, want meer dan twee
huuskes waren er niet. Wat overigens niet wil zeggen, dat
er geen zeven zijn geweest. Op de achtergrond de huizen
van het Surivestraatsje. Niets is er nu meer, dat ons nog
herinnert aan de situatie van toen: de Zeven Huuskes zijn
weg, de huizen van het Heer Ivostraatje zijn weg, de lijn
baan is weg, de heren Morrema, Gutman en Berends zijn
al lang niet meer in het land der levenden.
Veel van de romantiek van de oude buurt is verdwenen,
vele bewoners hebben hun geboortegrond de rug toege
keerd. Maar hij is er nog: Johannes Gutman, een Butter-
hoekster in hart en nieren, die heel z'n lange leven aan de
voet van de Oldehove heeft geleefd. Een en tachtig is hij nu
en van die 81 heeft hij 45 jaar in de Boterhoek gewoond in
het woninkje naast het hoekhuis van de Kalvergloppe.
Een boeiend stuk volksleven in een van de interessantste
wijken van de stad heeft hij van nabij meegemaakt; hij
heeft er heel wat vrolijkheid gezien, maar ook veel ellende,
heel wat verdriet. Johannes Gutman is de zoon van Johan
nes Gutman, die op de lijnbaan werkte. Zelf kon hij naar
zijn zeggen op de veemarkt meer verdienen( „in 'e stieren,
twintig gulden op een vrijdag!''), maar dat was wel nodig
ook, want het echtpaar Gutman had niet minder dan vijf
tien kinderen, van wie er nu nog negen in leven zijn. Wan
neer ze vader willen zien zullen ze nog steeds naar de
Butterhoek moeten gaan, want als het aan hem ligt blijft
Gutman de Vette Hoeke levenslang trouw.
men vaak van verre, maar
dat kan ook gezegd worden
van De Gouden Leeuw, waar
in Trien Kramer de scepter
zwaaide; in vroeger jaren we
melde het in deze Jordaan
van Leeuwarden immers vaak
van buitenlanders.
Voelden schilderachtige figu
ren als Jentsje Tit, Kopke
Wuttel en Snorrewiets zich
voortreffelijk in De Vriend
schap thuis, De Gouden Leeuw
stond alom bekend als een
zaak voor gasten, die in de
stad niet met de vinger wer
den nagewezen. Maar ook zij
drukten hun stempel op het
leven in deze zo levendige
buurt, zoals we over twee we
ken zullen zien, in 't derde
nummer van 't Kleine
Krantsje.
Vertellend over de Boterhoek mogen we gemakshalve dan ook de hele
noordwesthoek van de oude binnenstad bedoelen, de wijk dus, die aan
de ene kant wordt begrensd door de stadsgracht tussen Vrouwenpoorts-
brug en Prinsentuin en aan de andere kant door de Grote Kerkstraat en
het Perkswaltje.
Daar woonden, daar leefden dus de Butterhoeksters, daar wordt nu, lang
zaam maar heel zeker, de kern aangetast van de oude buurt, daar wordt
nu de afbraak voltooid, die al ver voor de laatste oorlog werd ingezet.
De saneringsplannen van ons
stadsdeel binnen de grachten
dateert immers niet van de
laatste tijd: al vóór het uit
breken van de tweede we
reldoorlog gingen er geruch
ten over het verdwijnen van
de Groeneweg en weerklonk
was het straatje met denaam
Aan de Drift en daar was ook
een smal steegje, dat naar het
Brajjdsjeklooster liep.
Een ander kokernauw zijtakje
van de Boterhoek met weer
verschillende donkere* hoeken
en gaten droeg de heel won
derlijke, maar wel degelijk
officiële naam van Korstbij-
tersteeg deze Kustebieter-
steeg lag tussen het Brandsje-
klooster en het nog bestaan
de deel van de Boterhoek.
Het waren deze achteraf-
straatjes, die het eerst aan d,e«
slopers ten offer vielen
waar nu het nieuwe gebouw
van de Provinciale Bibho-
thëek hard omhoogschiet. vie
len al voor de laatste oorlog
grote gaten in de huizenrij.
De oorspronkelijke ligging
te zien, maar vet Oranjekloos
ter, dat iets westelijker lag,
liet voor ons geen enkele her
innering na.
Door tientallen jaren heen
overbekend waren de loge
menten, die in dit deel van
de Boterhoek talloze zwervers
voor langere of kortere tijd
een dak boven het hoofd ver
schaften.
Het bekendst, het meest ver
maard, het meest berucht
misschien, was De Vriend
schap, waarvoor de echte But-
terhoekster schilder De Jong
een fraai gevelbord vervaar
digde: twee inelkaar gestren
gelde handen, een hechte
vriendschap symboliserend.
Vrijwel iedere zaterdagavond
barstte deze vriendschap in
De Vriendschap uitelkaar:
van de eveneens verdwenen
Kalvergloppe pal tegen
over het gehalveerde Heer
Ivostraatje is op dit me
ment nog duidelijk door de
bestaand gebleven bestrating
dan sloegen verwijten en
vloeken door de muren naar
buiten en ging er gauw eens
een ruit aan diggelen.
De gasten van de Weerman
nen in De Vriendschap kwa-
Wie vroeger sprak over de Boterhoek, de Butterhoek of de Vette Hoek
bedoelde daarmee niet alleen de straat, die de Westerplantage met het
Sint Jobsleen verbond. De Butterhoek was de verzamelnaam van alle
sloppen en steegjes, die bereikbaar waren via de straat met deze offi
ciële naam en wie het Surivestraatsje of het Sint Jobsleen ook nog Boter
hoek noemde, kreeg beslist de lachers niet op z'n hand. De Kattenkoningin,
die bij Scheffer in 't Hemeltsje woonde op de hoek van de Groeneweg en
de Doelestraat was net zo goed een echte Bulterhoekster als de ouwe Hit
op 'e Tit uit het Logement van Aaltje van der Brug in het Sint Jobsleen
en Wanten Geertsje, die in haar huisje in de Kalvergloppe alsmaar wan
ten breide, zal zich evenzeer een rasechte Butterhoekster hebben ge
voeld als de Peerdebal uit de Witte Kousebuurt.
zo nu en dan aan de voet van
de Oldehove het gedreun van
de slopershamers.
We zullen dan ook heel wat
jaartjes moeten teruggaan om
de Boterhoek in volle glorie
terug te vinden toen alle
achteraf straatjes dus nog be
stonden, toen Oranje- en
Brandjeklooster nog door ve
le, vaak kinderrijke, gezinnen
werden bewoond, toen de tal
loze logementen nog uitpuil
den van logee's, die deze tijd
niet of nauwelijks meer kent.
De nu nog bestaande straat
langs het (voormalige) Olde-
hoofsterkerkhof heette en
heet nog officieel de Boter
hoek, maar de Boterhoek was
ook het zijstraatje, dat er on
geveer in het midden lood
recht opstond en aan het eind,
onder de stadswal, verschil
lende aftakkingen had.
Daar was dat kleine, door
twee poortjes bereikbare
glopje, dat de omgeving als
de Tulpenbuurt kende, daar