'T KLEINE KRANTSJE ER LEEK OP DIE VIJF EN TWINTIGSTE SEPTEMBER 1935 LETTERLIJK GEEN VUILTJE AAN DE LUCHT TE Z] SERS OP DE WADDENZEE BEZIG WAREN SCHAR TE PEUREN. HET WAS MOOI WEER, ER STOND VRIJWEL TOEN - PLOTSELING - KWAM DIE ONBEREKENBARE GRIL VAN DE NATUUR: IN ENKELE OGENBLIKKEN S DE ER EEN STORM OVER HET WATER. MET DONDEREND GEWELD BEUKTEN METERSHOGE GOLVEN TEG NOTEDOPJES DOORELKAAR. MET ALLE MACHT TRACHTTEN DE VISSERS ZICH AAN HUN BOOTJES VAST 1 AFWENDBAAR TE ZIJN, WANT Reddingsactie Dramatisch Overboord Het was zo mooi begonnen op deze rampzalige dag. Het weer beloofde niets dan goeds en al vóór het ochtendgloren kwamen er groepjes amateur vissers uit Leeuwarden en Huizum bij de Westhoek on der Sint Jacob aan. De heren JACOB VERF, zoon van de welbekende „Moeke" Verf te Marssum en zelf kas telein op de Jonge Bontekoe aan de Mr. P. J. Troelstraweg en FRANK TOORNSTRA, Emmakade, arriveerden er met de gebroeders BRUIN en SYBRANDUS BARENDSMA, respectievelijk kapper, Nieu- westeeg en glazenwasser, Ba- gijnestraat, in een auto van de Drietax, die al om vijf uur 's morgens uit Leeuwarden vertrokken was. Bij A. van Tuinen huurden deze vier twee bootjes; in het ene zaten Toornstra en diens zwager Sybrandus Barend sma, in het andere Verf en Bruin Barendsma. Met een onderlinge afstand van enkele tientallen meters gingen de boten voor anker op een halve kilometer van de kust. Niet ver van deze bootjes vandaan gooide een grotere boot van de beroepsvisser Ja cob Tjepkema het anker uit. Daarin zaten de heren R. ADEMA, R. DIJKSTRA. J. MULDER en WIJBENGA, ook allen uit Leeuwarden. Vrijwel tezelfder tijd gingen er onder Koehool, enkele ki lometers zuidelijker, ook drie bootjes met Leeuwarder hen gelaars in zee: het eerste met de schoenmaker HENDRIK RADELAAR, 2e Vegelin- dwarsstraat en de bakkers knecht BERN ARDUS TROMP, Marssumerstraat, het tweede met de schipper ERRIT VAN DIJK, Catharinabuurt en de caféhouder MINTJE FER- WERDA, Weaze en het derde met de kelner van Mint je Ferwerda, FERDINAND HOP PE, Vermeerstraat en GEERT VAN DIJK, Delistraat, kelner bij Paardekam aan de Weaze. Deze laatste, Geert van Dijk, was de zoon van de eerderge noemde Errit van Dijk en de broer van Dirk van Dijk, over wiens wonderbaarlijke ontsnapping aan de dood 't Kleine Krantsje twee weken geleden al schreef. Hoewel het uitstekend vis- weer was, lieten de scharret jes zich aanvankelijk moeilijk vangen. Pas nadat de Ba- rendsma's en Toornstra en Verf om een uur of tien kof fie hadden gedronken en wat boterhammetjes hadden ge bruikt, kwam de eerste buit binnenboord. Een half uurtje later veran derde het prachtige stille herfstweer als bij toverslag. Ineens kwamen er met een angstaanjagende snelheidinkt- zwarte wolkenmassa's aan jagen, stuwden heftige ruk winden het water van het Wad tot huizenhoge golven op en slingerden de ranke bootjes als plankjes heen en weer. De ankerkettingen, korter dan de golven hoog waren, trok ken de bootjes bij iedere zware roller met de neus on der water en uit alle macht moesten de mannen met hun handen hozen om in hun scheepjes het hoofd boven water te kunnen houden. Heel spoedig werd het dan ook duidelijk, dat de vissers in groot gevaar verkeerden en het moet Frank Toornstra zijn geweest, die als eerste door het geweld van de natuur uit z'n boot werd geslagen. De woeste watermassa's dreigden hem te zullen ver slinden, maar met veel moei te kon zijn zwager Sybran dus Barendsma hem nog tus sen twee aanstormende rol lers te pakken krijgen en binnenboord sleuren. Hoewel hun boot nu bij na vol water stond, wierpen beiden zich plat op de bodem en hielden elkaar krampachtig bij de kleren vast. Zo bleven ze liggen hopend, dat de storm zou luwen, maar ten lange leste vrezend in de ze orkaan hun eind te vinden. Ook in de andere boten wier pen de vissers zich op de bo dem, maar Bruin Barendsma en Jacob Verf konden zich waarschijnlijk niet snel ge noeg vastklampen en sloegen overboord. Hun vreselijke worsteling om aan de dood te ontkomen duurde maar kort - nog ver voor de veilige kust werden beiden door het woeste water overspoeld Intussen was het volk op de vaste wal al op de noodsitu atie van de vissers attent ge maakt. Niet zodra zag de landbouwer A. R. Wassenaar hoe er in een van de bootjes in-nood een vaarboom met een zakdoek omhoog gestoken werd, of hij snelde naar de telefoon en alarmeerde de Harlinger reddingboot, de C. A. den T'ex. Die voer weliswaar op slag de haven uit, maar in de buurt van de vletjes gekomen bleek het verlenen van hulp een onmogelijkheid: zo dicht onder de kust zou de red dingboot zelf te pletterslaan. Met angst in het hart zagen de toeschouwers op de dijken dan ook toe, hoe de woeden de golven tegen hun bootjes bleven beuken; zonder hulp van de vaste wal zouden alle mannen op zee stellig ten do de zijn gedoemd. De beroepsvisser en arbeider Marten Kingma nam toen het initiatief tot een reddingsac tie. Hij vond, Tjisse Wallen dal bereid een grote boot met aanhangmotor beschikbaar te stellen en zeker zestig sterke mannen trokken de zware boot over de dijk. Direct sprongen er zes dap pere kerels in om hun leven te wagen: Anne van Dijk, Marten Kingma, Jacob en Jo hannes Tjepkema en vader en zoon Tjisse en Jan Wal lendal. Met grote inspanning en dank zij de motorkracht slaagden de redders er in bij de boot te komen met het viertal Ade- ma, Dijkstra, Mulder enWij- benga. Met ware mannen moed sprongen Anne van Dijk en Jacob Tjepkema erin over, waarna het de koene redders lukte het bootje met de vis sers bomend aan de wal te krijgen daar bleek de toe stand van deze vier geredden nog best mee te vallen. De andere redders voeren door in de richting van het bootje van Bruin Barendsma en Jacob Verf, maar ze von den het leeg en van beide mannen zagen ze geen spoor. Dramatisch leek daarna het slot van deze reddingsactie te zullen verlopen. Want vlak bij het bootje met Frank Toornstra en Sybrandus Ba rendsma gekomen bracht een enorme vloedgolf de motor van de reddingboot tot zwij gen. Met bomen moesten de red ders nu trachten naderbij te komen. Dat lukte bijna, tot de geweldige noordwester hun bootje wel vijftig meter te rugwierp. Weer kwamen de redders dichterbij, maar andermaal sloegen ze terug, hoewel Mar ten Kingma de rand van het andere bootje al te pakken had. Tenslotte lukte het toch zij aan zij te komen, nadat de red,ders al hadden gezien, dat de vissers-in-nood niet meer bij machte waren een uitge stoken vaarboom vast te grij pen. Volkomen uitgeput, verstijfd en versuft kwamen Barend sma en Toornstra bij de red ders aan boord en het enige, wat er uit hun mond kwam was een nauwelijks hoorbare opmerking van Barendsma: „Daar moeten nóg twee zijn." „Die bin al versopen!" riepen de redders, niet wetend, dat een van de verdronkenen de broer van de geredde Ba rendsma was. Onder Koehool verkeerden de andere Leeuwarder amateur vissers in hetzelfde levens gevaar. De al wat oudere Mint je Ferwerda en Errit van Dijk wachtten gelaten op de bodem van hun schip op hulp van de vaste wal, maar Geert van Dijk wilde die hulp niet afwachten. Hij sprong over boord en bereikte zwemmend en lopend na een moeizame tocht de kust. Zijn maat Ferdinand Hoppe bleef zich angstig aan de boot vasthouden maar de zware rollers spoelden hem er af en ten einde raad trachtte ook hij nu het land te halen. Drie jonge kerels T. K. Bonnema, A. Groeneveld en A. D. Hoekstra die hem voor zijn leven zagen vechten, sprongen te water en gingen hem met een vaarboom te gemoet. Maar de van kou ver stijfde Hoppe kon de boom niet vasthouden en toen de redders al dachten, dat hij voor hun ogen zou wegzin ken, kregen ze hem nog net bij de kraag. Vier andere mannen uit de buurt K. T. Bonnema, T. Kramer, L. Visser en E. Wa genaar - waren inmiddels de zee opgegaan met een boot, die door wel honderd mannen over de dijk was gesleept. Ze smaakten het genoegen Min- tje Ferwerda en Errit van Dijk te kunnen redden, maar voor ze ook Henderikus Ra delaar en Bernardus Tromp de helpende hand konden bie den, sloeg het bootje van de ze laatsten om. Een van de ongelukkigen ver dween meteen onder water, de ander wist zich nog aan de boot vast te grijpen, maar nog tweemaal deed de storm de boot kapseizen en bij de laat ste maal eiste deze ontzetten de ramp z'n vierde slachtof fer Het lijk van Bruin Barend sma spoelde al aan, toen zijn broer nog niet eens was ge red; dat van Jacob Verf gaf de zee eerst vele weken later terug aan het strand van Ameland. De man, die het Drie van de vier slachtoffers van de ramp: links de caféhouder Jacob Verf, midden de kapper Bruin Barendsma, rechts de bakkersknecht Bemardus Tromp.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1964 | | pagina 6