- - i(;
Wordt er bij de Sportclub Cambuur
ook aan een „lawaaigrens" gedacht?
1 KLEINE KRANTSJE
m4 r-i\
41 4 - r .ffH
LIWADDERS, WAAR IS DIT?
-I
- j - _- ">itft* jr;
IIBV. ~*M V w?*
fülirïHTfr -
Niets is er meer over van dit sfeervolle hoekje oud-Leeuwarden,
zoals onze stadgenoot J. de Jong het in 1910 nog zo treffend kon
tekenen. Het is de Boterhoek, waarin we vier weken geleden van
start gingen met onze rubriek ,,Waar is de tied bléven" en waar
over U ook nu weer meer kunt lezen op pag. 5. We zien het poor
tje van het Jodehofje, dat toegang gaf tot de woninkjes van het
Oranjeklooster met links het snoepwinkeltsje van vrouw Knobbe
(van alles voor een nutske, zoek mar uut!) en rechts het water- en
vuurwinkeltsje van Zwatte Willemien. Het ouwe wiefke ervoor is
Jodebet, die net naar het Hofje gaat. Het huisje ernaast werd vroe
ger door een Otter bewoond en daarnaast had Wietze Friso zijn
kruidenierswinkeltje. Een andere bewoner van dit forse pand was
een heer, die onder de naam De Gebradene Haan door het leven
ging. Aan de oostkant van de Kalvergloppe, in het huisje met het
aardige halsgeveltje, rechts op de plaat, woonde Vrouw Jurgens.
Tussen dit woninkje en het latere logement van Piet Sonnega in
was het Eerpelsteegje, dat niet minder toepasselijk ook wel
het Jeneversteegje werd genoemd. Een van de bewoners van deze
Jeneversteeg was de veelbesproken Pang. De tekenaar van deze
prachtige plaat, de heer De Jong, heeft z'n hele leven tegenover
de Boterhoek gewoond en hij woont er nog in het Sint Jobsleen.
Met weemoed in het hart is hij er getuige van het sterven van de
buurt.
Het is een typisch verschijn
sel in deze tijd, dat voetbal-,
supporters zich van allerlei
lawaaiinstrumenten voorzien
om daarmee tijdens de wed
strijden zoveel mogelijk ka
baal te maken. Vooral toeters
en bellen zijn populair: er
wordt geblazen en gebeld, dat
het een lieve lust is en het
geeft allemaal niks of de
eigen of de tegenpartij in de
aanval is en of er nu een
kansrijke situatie ontstaat
voor het doel van de favo
riete of de niet favoriete club.
Bij de Sportclub Cambuur
kunnen we de laatste tijd
twee heren zien optreden, die
alle records op het gebied van
het hoomblazen met decibel
len slaan: de een draagt een
enorme toeter, de ander een
fietspomp, die met deze toe
ter verbonden is en die het
ding aanhoudend van krach
tige luchtstoten voorziet. De
vrucht van deze zondagsar-
beid is een blaffend gedreun,
dat ver buiten de hekken van
het Sportpark de spreeuwen
nog van de daken jaagt.
Wat ons nu interesseert is de
vraag, of het bestuur van zo'n
voetbalclub zich ook een soort
lawaaigrens heeft voorgesteld.
Kan er een moment komen,
waarop zo'n bestuur zegt: ho,
jongens dit wordt te gek?
Of blijven we volkomen vrij
met het maken van ons ka
baal?
Wij willen dat werkelijk wel
eens weten en stellen ons
voor binnenkort bij Cambuur
de proef op de som te nemen
door het opstellen van vier
zogenaamde kango's, ofwel
pneumatische boren op het
terrein ongeveer hij iedere
hoekvlag een. Wanneer het
met de stroom te regelen is,
zetten we die dingen op het
metaal van de lichtmasten en
laten we ze gedurende de hele
wedstrijd knetteren.
Grijpt het bestuur van Cam
buur niet in, dan kunnen we
het aantal boren geleidelijk
opvoeren, tot de mannen, die
ze moeten bedienen letterlijk
schouder aan schouder staan.
Daarbij zal zich misschien al
leen de moeilijkheid voor
doen, dat er niet een voldoen
de aantal kango's te krijgen
is. Daarom alvast deze vraag:
wie helpt in dat geval?