„Wie niet
Luwads praat, betaalt
'n kwatsje boete"
Merkwaardige
vereniging
'T KLEINE KRANTSJE
EfOG ALS DE DAG VAN GISTEREN: OP DE 16e AUGUSTUS VAN HET
RIL ZWAAR ZOU ZIJN BELAST: DRIE OUDEREN EN VIJF KINDE
EN GEEN GEVAAR. BLIJMOEDIG VOEREN ZE OP DEZE MOOIE
»,0LE KILOMETERS VAN DE STAD, DEED EEN PLOTSELINGE RUK-
OPVARENDEN WERDEN GERED EN
Zware klap
sers, de timmerman Bootsma
uit de Schrans en de commies
bij de Rijksbelastingen, de
heer J. de Jong, te Huizum,
slaagden erin bij mevrouw
Van Kuiken het bewustzijn te
doen terugkeren, maar alle
pogingen om de anderen nog
levend boven water te krijgen
moesten jammerlijk falen.
Bijzonder snel bereikte het
gerucht van de ramp de stad
en het duurde niet lang of
drommen Leeuwarders snel
den naar de Froskepölle en
zelfs aan de overkant van het
water werd het zo druk met
nieuwsgierigen, dat boer
Abraham van der Meer van
Het Soephuis de deur van zijn
boerderij moest afgrendelen.
Urenlang moesten Rijks- en
Gemeentepolitie naar de
lijken dreggen pas laat in
de avond werd het stoffelijk
overschot van Samuel Berg
man als het laatste slachtof
fer aan het andere eind van
het Woudmansdiep opgehaald.
Voor de familie's Bergman en
Carpay kwam de klap van dit
drama heel hard aan. Het
echtpaar Carpay verloor in
één slag z'n beide oudste
dochtertjes, de oude heer en
mevrouw Bergman, (bij wie
Samuel in het Droevendal als
blikslager werkte) verloren
hun zoon, him kleinzoontje,
hun schoondochter.
Dit zijn de meisjes Carpay, die bij het verschrikkelijke ongeluk
in het Woudmansdiep het leven verloren. Links het oudste,
Catharina Carpay, vijftien jaar, en rechts het jongste, Antho-
nia Carpay, veertien jaar. Veertien maanden na het droeve
gebeuren kreeg het echtpaar Carpay nog een dochtertje. Het
kwam Catharina Anthonia te heten.
Het eerste couplet
drinklied luidde:
van het
„De leden mutte op 'e fergadering Luwads spreke. As 't anne fergadering bliekt,
dat se 't niet doen wille, dan mutte se iedere keer 25 centen boete betale". Zo luid
de artikel 54 van het huishoudelijk reglement van een Leeuwarder Vereniging.
Het was 't Geselskap Leovardia, dat op 24 november 1879 door de „Leidse" Leeu
warders in de sleutelstad werd opgericht. Een zeer bijzondere vereniging dus van
Liwadders om utens. Bijna twintig jaar lang klonk in deze sociëteit een eigen club
lied en een eigen drinklied, om zoals dat heette de leden te behoeden voor
heimwee.
„As Leovardia fergadert
Dan gaat de pokel lustig rond
Je sien d'r niks as folie glazen
En lege flesschen op 'e grond
Kom skink se fol, de pocula
Lang leve Leovardja
Haliwaat! Haliwaat! Hali-
waturr
Geloof maar dat het best ge
zellig was, daar in Leiden als
de Leeuwarders bijelkaar
kwamen. De plaats van bij
eenkomst rouleerde steeds.
Dan was het bij de één thuis,
dan bij de ander. De gastheer
had verschillende plichten,
die in de statuten waren vast
gelegd. Zo vertelt artikel 56:
„De gastheer sorgt dat oppe
fergadering Friesche Baai en
lange piepen genoeg binne op
boete van 25 centen tot 1 gul
den".
Sergeant-Majoor Hendrik
Bergman is een jaar na het
ongeluk hertrouwd, maar
nooit heeft hij zich van de
schok weten te herstellen.
In 1928, zes en vijftig jaar
oud, werd hij door een be
roerte geveld na een ziek
bed van twee jaar kwam het
einde.
De geredde mevrouw Van
Kuiken keerde na een kort
verblijf in het Diaconessen-
huis naar Amsterdam terug
en de geredde Carolina Berg
man verliet dè provincie
Friesland in 1947. Zij was
toen al gehuwd met de Ge
reformeerde predikant Jan
Zwart, met wie zij nu een
riante villa in Haren be
woont.
In het gezin Carpay werd
veertien maanden na het on
geluk nog een meisje gebo
ren. De ouders gaven het de
namen van de zusjes, die zo
wreed uit het gezin waren
weggerukt: Catharina Antho
nia.
Het studentenleven was in
die dagen uitermate genoeg
lijk, waarbij men helaas ver
gat, dat andere mensen in
grote nood leefden. De ge
noeglijkheid van het studen
tenleven begon meestal op de
boot van Harlingen naar Am
sterdam, die 's morgens om 10
uur vertrok. De kok aan
boord was vermaard om zijn
overheerlijke biefstuk. De reis
duurde tot vijf uur 's mid
dags. De avond in Amsterdam
bracht meestal ook wel ont
spanning. 's Morgens vroeg
verliet men Groot Mokum
weer voor het vervolg van de
reis naar Leiden.
Het Geselskap Leovardia
kwam om de veertien dagen
's zaterdagsavonds om tien
uur bijeen. In de volksmond
heette dit het ,nabroodje',
maar dit nabroodje duurde
meestal tot zeer laat in de
nacht. De heer H. Burger be
schrijft dit gezelschap in zijn
'Leeuwarder Jeugd-herinne-
ringen' als een vriendenkring,
waar Liwadders werd ge
sproken, waar men uit lange
pijpen Friese baai van Taco
nis rookte en waar veel rode
wijn werd gedronken.
Een van de bekendste leden
van deze Leeuwarder enclave
in Leiden was Grardus Mur
ray Bakker. Zijn lichaams
lengte bezorgde deze student
uit Huizum de bijnaam van
,,'t reuske van 't darp". Deze
meneer Bakker was het in
genieuze brein, dat het Leo-
vardialied en het drinklied
rijmde. De eerste twee cou
pletten van het Leovardialied
luidden:
„Dit is 'n klein geselskap
Gien ien soa moai as dat
Waar of je oek soeke of kieke
Elk ander mut doch wieke
En staat bij hem in 't skat"
„Och hoe gesellig sitte
Se altied bij mekaar
Nooit binne se an 't krabbe-
daaien
Of an het oproerkraaien
Dat fiene se feuls te raar"
Aan het drinklied zit nog een
bijzondere geschiedenis ver
bonden, waarbij zelfs Mozart
niet met rust word.t gelaten.
Het verhaal wil dat, toen Mo
zart in zijn goede dagen op
bezoek was in Leeuwarden
soms uren kon vertoeven ach
ter het muurtje van het
kruuthuuske aan de oude
stads vijver, waar hij luisterde
naar de bekende waterschip-
per Jan Pieter Oepkes, die
met schallende stembanden
zijn water aan de man placht
te brengen: „Haliwaat! Hali
waat! Haliwaturr.klonk
zijn sonore stem over het stil
le kabbelende water van de
vijvers. Deze klanken inspi
reerden de meester tot een
van zijn werken. Deze zelfde
wijze heeft het drinklied van
Leovardia meegekregen, een
schande voor Mozart, maar
tot meerdere eer en glorie
van de Liwadder waterschip
per Jan Pieter Oepkes. Het
refrein van het vers was de
„lokroep" van de schipper!
Het is niet bekend hoe lang
Leovardia heeft bestaan. In
de Leidse Studenten Alme-
nakken komt de naam het
laatst voor in die van 1896.
Leovardia was dus niet zo'n
lang leven beschoren als het
veel oudere „Frisia", waar het
Fries de voertaal was. Dat de
juiste dag van het overlijden
der vereniging niet bekend is,
is beslist niet de schuld van
de oprichters. Uitdrukkelijk
hadden zij in de laatste twee
artikelen van het reglement
bepaald: Art. 62: „As 't ge
selskap tenminste 5 jaar be
staan het, en dan opheven
wudt, dan sil it archief anne
Stedelijke Bibliotheek enne
besittingen behalve it geld
an 't Museum fan Oudhe
den te Liwadden anboaden
wurde". Artikel 63 gebiedt:
„Foar 't geld, dat dan inne
kas is, mut de bigraffenis fan
't geselskap fierd wudde".
Geen der beide bepalingen is
ooit nagekomen. Jammer,
want we hadden best eens in
de notulen willen sneupen.