ging met gSans door 't leven
'T KLEINE KRANTSJE
„De vorige menheer gaf een kwartsje"
fl
■si
w
Schoenpoetser SAMUEL COHEN
Zwervend door de Boterhoek uit grootvaders tijd ontmoetten we de vorige week
de blinde vrouw met de wonderlijke bijnaam „Er brandt een lichtje", die iedere
dag door haar zoon naar het station werd gebracht om daar met het verkopen van
lucifers een kleinigheid te verdienen. Zij was niet de enige uit de buurt van de
Vette Hoek, die het Stationsplein met de komende en gaande reizigers als han
delsplaats koos. Een ander bekend type bijvoorbeeld, die zich hier met het dragen
van koffers bijzonder verdienstelijk maakte, was een man, die iedereen als De
Vlampiep kende. Maar de bekendste van allen was zonder twijfel Cohen: Samuel
Cohen, de schoenpoetser. Weer of geen weer, Cohen stond op z'n post voor het
station, altijd met borstel en schoensmeer paraat en.altijd tuk op een klant!
hij ook een dubbeltje nodig
had en dat hij ook op de daar
toe geëigende momenten nooit
zo gauw wist, waar de kwart
jes of de stuivers zaten
Maar Cohentsie vond dit ge
zoek naar kleingeld zelf mis
schien nog vervelender dan
de klanten, die wel eens me
delijden kregen, wanneer hij
duidelijk geirriteerd begon te
klagen: „He, lastighast
gien kleingeld
Begreep de klant dan nóg
niet, wat hem stond te doen,
dan wou Cohen nog wel eens
z'n zwaarste geschut in stel
ling brengen: „Mar goeie
man" zei hij dan, „jou mutte
de trein niet misse de
vrouw su mar ongerust wudde
en dat suuk niet graag op
mien geweten hewwe wille!"
Liet de klant het „onvindba
re" muntstukje „dan maar zit
ten", dan trok er een brede en
zeer dankbare glimlach over
het gezicht van Cohen: „Dank
je meneer, goeie reis, wel
tuus en gezondheid-"
Het moet voor de ouderen on
der ons boeiend zijn geweest
om schoenpoetser Cohen' zo
aan het werk te zien en ze
ker ook om naar z'n altijd le
vendige verhalen te luisteren.
Borstel en poetsdoek hanteer
de hij met een overvloed van
volstrekt onnodige handbewe
gingen, die z'n arbeid niette
min een bijzonder cachet ver
leenden; met de tong toonde
hij zich een waardige ge
sprekspartner voor iedere
klant.
Het vrolijke deel van z'n ge
achte clientèle kon desge
wenst het laatste mopje mee
naar huis krijgen en voor de
onbekende zwartkijker, die
eveneens, maar abusievelijk,
met een kwinkslag was be
groet, schudde Cohen even
vlot wat zwaars-op-de-hand
uit de mouw.
Bijzonder diplomatiek scha
kelde hij dan van het vrolijke
op een somberder onderwerp
over de moeilijke tijden en
de beslommeringen thuis ga
ven daartoe gesprekstof in
overvloed.
Want al is Samuel Cohen dan
ogenschijnlijk altijd met glans
door het leven gegaan, hij zal
thuis zo z'n zorgen hebben ge
had met z'n vrouw Rachel en
zijn vele bloedjes van kinde
ren: Benjamin, de oudste,
Mani, Roosje en Betje, de
meisjestweeling, Brammetje,
Johanna, Sof iet je, Goltje en
Mozes, Izak en Hartog, de
jongenstweeling en Jette en
Samuel Cohen, vader van
(o.a.) de niet minder bekende
tweeling Roosje en Betje Co-
hen, was een vriendelijk en
arbeidzaam man. Al heel
gauw na 't rijzen van de zon
verliet hij z'n woninkje in de
Speelmansstraat iedereen,
die z'n pad kruiste beleefd
groetend.
Z'n „Goeie morgen men
heer' of „Goeie morgen juf
frouw!", meestal beantwoord
met een kort en krachtig
„Mórgen Cohen!" verbrak
Daarna was het wachten op
de klanten, die hij in twee
soorten had: de vaste (trou
we) klanten en de passanten,
die hij bij wijze van toeval
onder de borstel kreeg. De
vaste klanten honoreerden de
onmiskenbare poetscapacitei
ten van Cohen meestal met
een stuiver of een dubbeltje,
maar kwam er iemand, die
niet op de hoogte bleek van
de gangbare prijzen, dan had
Cohen maar één standaard-
antwoord op de vraag, wat
herhaaldelijk de stilte van de
nog half slapende stad.
Boze tongen beweerden, dat
Cohen voor de (straat)belas-
ting hoger werd aangeslagen
dan andere Leeuwarders; hij
drukte bij het lopen z'n ene
voet zó krachtig tegen de ste
nen, dat het plaveisel daar
door veel meer sleet dan door
het wandelen van andere stad
genoten
Eindelijk bij het station ge
arriveerd pakte Cohen z'n
spulletjes uit: de borstels, de
poetslappen en de schoen
smeer droeg hij bij zich in
een bakje, dat eerder als
stoof heel andere diensten
had gedaan.
het moest kosten.
„Ik laat het graag aan de be
leefdheid van menheer over,
maar eh, de vorige men
heer gaf net een kwartsje!"
Ging het poetsen van de
schoenen hem bijzonder vlot
en handig af, veel minder ge
smeerd liep gewoonlijk de
handeling van het terugbeta
len van het wisselgeld: het
duurde altijd nog al even voor
het verschuldigde dubbeltje of
stuivertje uit een van zijn ve
le vestzakjes te voorschijn
kwam
Alweer boze tongen zeiden
wel, dat Cohen maar niet kon
leren in het zakje met de
dubbeltjes te tasten, wanneer
Leentje, welke laatste de
jongste was.
Goltje en Mozes werden bei
den nog geen jaar oud, So-
fietje stierf, toen ze driejaar
was.
In 1903 werd moeder Cohen
door de dood aan het grote
gezin ontrukt; Samuel heeft
daarna nog zestien jaar ge
leefd. In 1919 is hij overleden,
de herinnering achterlatend
van een aparte figuur be
kend en bemind in het ge
moedelijke Leeuwarden van
die goeie ouwe tijd.
v s<5..
">■3 a «u
d I -
-M ft "5
•r v b
H 2-W 'H
.5 x* a 4)
■o
«d b* d
'W w r
O Qi Z W
o -a
-*» o pC
ïd«S
as
•□«o
§"3
s 53 '3 "O s
O
5 e
eg
b s
<U flj
5»
<o
r" 4)
■Ö-0
53 6
e 2
3
O Z5 15 ""3
0<
53 m 3