T KLEINE KRANTSJE KEREN ALS DE ONGEKROONDE KONINGIN VAN HET IN HAAR IE WANDELSTOK, DIKWIJLS EEN GROTE SIGAAR ROKEND, HER- VAARDIGE KREET: „DEUTSCHLAND UBER ALLES!" WAS ZE DE DIE OVER HAAR MYSTERIEUZE LEVEN DE RONDE DEDEN. NU, IARFIJN NAGEPLOZEN EN ZO ONTSTOND HET SCHOKKENDE Honderden malen is Tietsje door de Torenstraat gekomen, op weg naar de binnenstad. Maar of ze de Torenstraat nog zo landelijk heeft gekend, met de kippen wandelend op de weg? De tekening is van de hand van de heer J. de Jong, van wie 't Kleine Krantsje al eerder een sfeervolle tekening afdrukte van de Boterhoek. Scheele Loods lag in een over oud woonarkje bij de Hollan- diafabriek. Hij was de we duwnaar van Smerige Wiets en de vader van Vuile Firn, die met Vlieberige Pieter was getrouwd. De zuster van Sme rige Wiets stond in Bolsward als Kleverige Dirkje bekend. Deze bijnamen typeren wel heel treffend het milieu, waarin Tietsje verzeild zou raken. Tietsje, al over de vijftig nu, trok bij Hyronimus in: het onbeschrijflijk vuile arkje werd de uitvalsbasis voor haar bedeltochten naar Blauwhuis en Westhem, waar het volk anders dan later in Leeuwar den— haar vol medelijden zag aankomen. „Tietsje, Tietsje, ho bist dou sa fier kommen?" zeiden ze wel eens, maar Tietsje lachte dan maar wat, stak haar kromme wandelstok omhoog en riep: „Deutschland, Deutschland über alles!" Aan het samenwonen met Schele Loods kwam een eind, toen Hyronimus en Tietsje beiden in het Bolswarder armhuis belandden: Hyroni. mus kwam er spoedig te over lijden, Tietsje liep er weer uit. Het woonarkje bij de Hollan- diafabriek was intussen onder groot gejuich door de Bols warder jeugd verbrand toen de vlammen er uit sloe gen, renden de ratten over de weg. Na dit Bolswarder avontuur is Tietsje naar Leeuwarden gegaan en tussen 1920 en 1930 verbleef ze afwisselend in Vervolg op pag. 11 naar het ziekenhuis, waar medisch ingrijpen al heel gauw vruchteloos bleek. Bin nen veertien dagen verloor Tietsje eerst haar man en toen haar kleinste lieveling. Het moet voor Tietsje een enorme klap zijn geweest en weinigen in Leeuwarden zul len later vermoed hebben door welk een onzegbaar ver driet deze vrouw in de af grond was gestort. Nog trachtte ze voor haar bei de oudste kinderen het hoofd boven water te houden door ook de zware taak van haar man op zich te nemen, maar de Freiherr kon met de ver minderde arbeidscapaciteit op z'n hoeve geen genoegen ne men en wees haar de deur. Tietsje vestigde zich nu ir. Lessenich, waar ze zich als melkster verhuurde en ook nog wel koehandel dreef met de vele joden in deze plaats, die wel gesteld waren op het puike vee uit Friesland. Ook de ouder wordende Jan sloeg hier aan het melken en op hem moet Tietsje haar hoop op de toekomst hebben ge steld. Maar toen kwam er een nieuwe ramp: het werd oorlog, Duitsland trok ten strijde, Nederland mobiliseer de. Ook Jan Stapersma werd als Nederlands dienstplich tige naar Holland geroe pen, hoewel hij geen woord Nederlands sprak, maar uit sluitend Duits en Fries. Met hem verloor Tietsje haar laatste steun en meer en meer moet ze na zijn vertrek troost hebben gezocht bij het schui mende Duitse bier en de Schnapps. Daarbij bleef de heimwee naar Friesland kwel len en nog tijdens de oorlog keerde ze naar hier terug. Het dochtertje Iefke, werd als kamermeisje opgenomen in het gezin van de hoogleraar in de Arabische talen, Profes sor Snouck Hurgronje in Lei den, Tietsje zelf dook in Bols ward op. Daar zonk ze snel weg in de poel van ellende, waaruit voor deze beklagens waardige vrouw geen redding mogelijk bleek Tijdens de eerste wereldoor log in Friesland teruggekeerd kreeg Tietsje op de Bolswar der kermis kennis aan een man, die de schone voornaam Hyronimus droeg en daar al een zeer bekend stadstype was en altijd Schele Loods werd genoemd naar de ma nier, waarop hij het hoofd wat scheef met één oog in de verte tuurde als een loods op zee.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1964 | | pagina 9