Herinnering aan oude cichorijfabriek R IJ OPLEIDING? V epkeerslnstituut „Uitdeed" I 'T KLEINE KRANTSJE ni im iiiiiimi ii Geen goed kopje koffie zonder wat „sukerij" Boter bij de vis Per schip MMM In het begin van deze eeuw verhuisden wij van de Hoekstersingel naar de Oldega- lileën. Wat de omgeving betreft was het niet bepaald een verbetering, maar Vader had voor een zeer redelijk bedrag een mooi „herenhuis" kunnen kopen en dat was juist wat hij voor zijn groeiend gezin nodig had. Het was een van de twee directeurswoningen naast de cichorijfabriek van de he ren Ter Horst. Deze fabriek was in de tijd van Napoleon opgericht om een ver vangingsmiddel voor de schaars geworden koffie te maken en dat product was zo in de smaak gevallen, dat in onze jeugd vele huismoeders meenden geen goed kop je koffie te kunnen maken als er niet wat „sükery" in zat. Men had; van het fabrieks terrein achter het huis een tuintje afgescheiden. Naast het huis lag een klein bleekje en ervóór, aan de overzijde van de met „balstenen" be klede straat, een grote bleek. Daarachter lag de tuinderij waar de Gebroeders Jorna groente en klein fruit teel den. In de zomer hielpen wij er wel eens met bessenpluk ken. Uit de namen Kloosterwal- tje, een straatje naast ons huis, en Kloostersteeg, wat verder op, blijkt dat in deze omgeving het Oude Galileër Klooster moet hebben gele gen dat, zegt de Encyclopedie van Friesland, in 1457 daar was gesticht doch in 1498 naar dat gedeelte van de stad was verplaatst waar vijf tig jaar geleden de Nieuwe Galileër Kerk stond. Een „herenhuis" zei ik. Ja wel! Met een marmeren vloer in de gang en een wijnkelder. Maar er was geen waterlei ding, geen gas en geen elec- triciteit. Het „huuske" was in de bijkeuken. Er was ook nog geen aansluiting op de riolering zodat het af was wa ter uit de keuken via een open goot langs het Klooster - waltje in een riool langs de straat terecht kwam. Het re genwater kwam van het dak via de goten en een pijp in een regenbak in de keuken terecht en werd dan uit die bak opgepompt. Dat was nog niet zo kwaad, maar de fa briek stuurde dat systeem da nig in de war. Ik kom daar straks op terug. De baggelaar en lange turven voor de kachels en het for nuis kwamen in de zomer met schipper Veenstra recht streeks uiit de Venen. De schipper vulde de korven in het schip, de knecht droeg ze op zijn schouder naar de zol der boven het achterhuis. Daar zat Vader en telde het aantal binnengebrachte kor ven. Bij de betaling (boter bij de vis) hoorde natuurlijk een slokje. De verlichting van het huis geschiedde met petroleum lampen. Dat was nog niet eenls zo slecht en in ieder ge val gezellig. Het gas was in die tijd voor verlichting ook nog niet veel zaaks. Pas kort nadat ik op school no. 1 op de Tweebaksmarkt was ge komen, werden de vleermuis- branders door gloeikousjes vervangen. Het O'ldegalileën was in de negentiende eeuw, door zijn ligging aan de Dokkumer Ee, de industriewijk van Leeu warden. Wel was de tonsla- gerij er niet meer (nog wel de buurt), maar even verder was er de broodfabriek aan het Pieterseliewaltje, een soort coöperatie. Vlakbij lag het Panwerk en verderop kwam dan de cichorijfabriek. Aan het eind van de straat, waar deze in een voetpad overging, zwaaiden de wieken van de houtzaagmolen van Van der Windt, dan kwam de kleine scheepstimmerwerf van de Jong en ten slotte nog een kalkbranderij. Na de beschrijving van ons „herenhuis" behoef ik niet meer te vertellen welke mi serabele toestanden er in de talrijke arbeiderswoningen in deze buurt heersten. Trou wens, toen ik er onlangs weer eens doorwandelde, ben ik geschrokken van de vele krot ten die nog zijn blijven staan. „Ons" huis, na ons vertrek in tweeën verdeeld, is ook sterk vervallen. De andere direc teurswoning is echter nog in goede staat. Zij heeft echter ook minder te lijden gehad van de fabriek, toen die nog bestond. Om dit duidelijk te maken moet ik even iets ver tellen van de wijze waarop de cichorij werd gemaakt. De cichorij wortels, veelal af komstig uit het noordoosten van Friesland, werden per schip aangevoerd en dan eerst gedroogd op de zoogenaamde eesten, droogzolders. Deze be vonden zich in het gebouw midden op de foto. Voor de deur staat de heer Willem ter Horst, een zoon of klein zoon van de stichter van de fabriek. Na te zijn gedroogd werden de wortels, vermengd met een weinig reuzel, in draaiende liggende cylinders boven een open turfvuur ge brand. Voor dat draaien zorg de een horizontale stoomma chine, die onder de lange zwarte pijp op de foto stonde De stoom voor die machine werd geleverd door een met kolen verhitte ketel en nu kregen wij bij de meestal uit het zuidwesten waaiende wind die turf-asch en het ko- lenroet in onze dakgoten en in het water. Wel trachtte Vader dit te verhinderen door een filterinstallatie maar het was een naar gesukkel want die filters moesten weer geregeld worden schoonge maakt. De stoommachine bewoog ook een molen waarin de gebran de wortels werden fijnge malen. In de oude tijd was dit met een rosmolen gebeurd en ergens in de fabriek stond nog een steen waarop die ros molen was afgebeeld. Er liep een geblinddoekt paard in. In de VRIJE FRIES, deel 45, lees ik nu dat die steen, na de brand in de fabriek in 1916, is verdwenen. Jammer, Maar misschien kan dit stukje er toe bijdragen dat hij nog eens wordt opgespoord. De cichorij poeder werd in ge kleurde zakjes verpakt. Men zou dit nu door vrouwen en meisjes laten doen maar toen waren alle arbeiders nog mannen. Er liep daar wel eens een wat minder snugge re onder die nog juist vol doende geestvermogens had om dit eentonige werk te doen. De jongens maakten een soort groentijd door en zo kwam dan op zekeren dag ons dienstmeisje van 't platteland afkomstig bin nen en| vertelde Mevrouw dat er een afgezant van het personeel van de fabriek was, die namens zijn collega's moest vragen „OF ZE DE DICHTE GATSJEPANNE EVEN KRUE KONNEN". Den Haag Een oud-Leewadder van 1891. I I MMMM)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 11