„Wat was 't een gezellige tijd
'T KLEINE KRANTSJE
:n. aan de nieuwestad, in het
rERGRACHTSWAL EN DE WILLEMS
AK DE TERUGREIS AANVAARDDEN
IERS VAN EEN HAND TE TELLEN: IN
f MET HET VERVOER VAN VEE. MEN
Duiker duikt in 't verleden
ren ut
De heer H. G. Duiker uit
Grouw heeft nog wel de meest
frequente dienst op Leeuwar
den. Tweemaal in de week
steekt hij in de St. Pieterplaats
van wal en koerst naar Fries-
lands Kern. 's Maandags ver
trekt hij, om dinsdags half
een weer terug te gaan. Don
derdag gaat het idem dito,
dan vertrekt hij vrijdags weer
naar huis. De heer Duiker bi-
Deze bijzonder sfeervolle plaat is ook op de Voorstreek gemaakt: bij het Dokkumerend. Ook hier lagen
de scheepjes in de rijrechts een praam met klompen, hoog opgetast, links een praam met privaattonnen,
ook hoog opgetast. De scheepjes zijn er niet meer, de tonnen nog wel
/WWWWWWVWWWVA/WWWWWVWVWWWWWVWWWWVWWVWV*
Leeuwarden en dat hij d,an
heus wel „pielen" had met De
Noordfries, het water is niet
altijd even diep en de vaar
geul loopt niet altijd even
recht, vooral niet in de Dok
kumer Ee. Alleen op de boot
is eigenlijk geen doen, per
slot van rekening heb je ook
met levende have te doen, dat
niet altijd even stil staat. Er
zijn tijden geweest dat er 32
koeien meegenomen werd.en,
plus nog schapen en jongvee!
Nu hebben ze echter een jon
gen in dienst op de boot.
Broer A. Kingma (62) gaat
's morgens met de auto naar
de stad. Hun neef, die eerst
ook mee in de zaak was, is
inmiddels vrij jong
overleden. „Vorig jaar wilden
we er al mee ophouden, maar
er kwamen protesten van de
boeren. De nieuwe veemarkt
was net in gebruik genomen
en dit betekende voor ons, dat
we helemaal achter de Prin
sentuin langs moesten varen
om hier bij de Hermesbrug ie
komen, dat scheelt je heel
wat, daarom wilden we er de
brui maar aangeven. Och
weet U wat het is. Er wonen
daar veel boeren aan het wa
ter en voor hen zijn we een
heel gerief. Uit medelijden
Het water van de Voorstreek vol met scheepjes, de kaden vol met goederen: dat was die goeie ouwe
tijd. P. Visser - Bergum staat er op de kist, die we tussen de aardappel- en meelzakken rechts op de
kade zien - maar wie dat wil lezen moet wel goeie ogen hebben.
Tussen 1930 en 1935 kwamen er vrijdags meer dan honderd beurtschippers naar
Leeuwarden. Alle kaden in de stad lagen vol stoomschepen, snikken enz. Het was
een schouwspel van schoorstenen en masten, handkarren en paard en wagens. Nu
35 jaar later zijn er nóg veel schepen in de binnenstad. Maar de meesten doen
geen dienst meer. De beurtschippers, die vrijdags naar Leeuwarden komen, zijn op
de vingers van één hand te tellen, dat zijn o.a. Duiker uit Grouw, A. en IJ. Kingma
uit Birdaard, Postma uit Eernewoude. Dan moet er nóg deze restrictie bij, dat de
laatste twee alleen maar vee vervoeren per schip.
vakeert echter niet in de stad.
's Avonds neemt hij de bus
naar zijn dorp en gaat 's mor
gens weer terug naar zijn boot
in Leeuwarden. Deze situatie
tekent zeer duidelijk de ach
terstand van bootvervoer op
wegvervoer.
In 1923 nam de heer Duikel
de dienst van zijn vader over.
Het was een bloeiend bedrijf.
Er kwam een nieuwe boot,
die „Fryslan" gedoopt werd
en de dienst Grouw-Leeuwar-
den werd dagelijks onderhou
den. Daarnaast waren er nog
wel eens sjouwtjes naar
Drachten of er zat wel eens
een boot vast op het Bergu-
mermeer. Zodoende was er
wel eens een dubbeltje tussen
de centen. „Wat was dat een
gezellige tijd", zegt de heer
Duiker (55 jaar). „Er kon in
die dagen nog wel eens een
grapje af met je collega's,
maar nu zijn er geen collega's
meer. Je hielp elkander altijd
uit de nood, nu sta ik overal
alleen voor. Hulp aan boord
heb ik niet. Er zou ook nie
mand voor te vinden zijn,
want het is zwaar werk". Zijn
ogen gaan naar de kratten
bier, fusten en limonade kis
ten, die in een druilerige re
gen staan te wachten op het
laden. „Is het rendabel
werk?" durven we hem te
vragen. Zijn blauwe ogen
lichten duidelijk op tussen
zijn verweerd en gerimpeld
vel. Glimlachend ontwijkt hij
de kern van de vraag: „Ik doe
er van alles bij. In Grouw
hebben we een brand,stofhan-
del en dit maakt voor mij de
winters goed. Het vrachtver
voer per boot is eigenlijk sei
zoenwerk. 's Winters kan het
echt niet uit, maar de zomer
maakt weer veel goed. Als we
een paar maanden verder
zijn is er al weer heel wat
meer vracht". Zit er nog wel
een beetje toekomstmuziek in
de Beurtvaart Grouw-Leeu-
warden?" Het antwoord komt
gauw. „Als ik er mee uitschei
is er niemand, die het van me
overneemt, dat staat wel vast.
Weet U wat het is; het eigen-
vervoer van de bedrijven
breekt ons de nek. Ook de
vrachtautodiensten zullen het
heel wat moeilijker krijgen.
Elk bedrijf probeert zijn ei
gen vervoer te regelen". Hij
zegt het zeer beslist, maar
deze sombere toekomst van
zijn bedrijf maakt hem niet
meewarig. „Ik zit altijd liever
op een boot dan in een auto
tussen het steeds toenemende
snelverkeer, daar ben je je
leven niet veilig".
De 19 tonner „Fryslan" heeft
sinds 1923 al heel wat meege
maakt op de „Grouwster wea-
gen". Voor de oorlog gingen
er vaak passagiers mee
en ook wel levende have. Er
heeft wel eens een koe vast
gebonden gestaan aan de
boegspriet en ruim en dek
was soms een ,jister' gelijk,
vol met schapen en nuchteren
kalveren. In die twee uur va
ren viel er dan soms veel te
beleven. Als jongen van veer
tien jaar was de heer Duiker
al een rasechte zoetwaterzee
man en daarover kan hij ver
tellen van zijn vader, die nog
met een stoomboot werkte en
ook op Dokkumer Nieuwezij-
len voer en d.an meestal de
visvrouwen meenam naar de
stad.
Over al die belevenissen zou
een boek te schrijven zijn!
kunnen we de zaak echte
slist niet laten draaien."
De Noordfries heeft al
wat knopen afgelegd, o
Friese wateren. Ze wer
1910 gebouwd als stoomschip.
Tot ongeveer 1938 voer ze on
der de naam „Sikke Baukes"
van Westerend naar Leeuwar
den. Toen kochten de King-
ma's de inmidd,els tot motor
schip omgebouwde boot op en
doopten hem De Noordfries,
genoemd naar hun vorige
schuit. Dit was de boot van
Heit en Omke, die indertijd
begonnen met de Transport
Onderneming Bird,aard en
Omgeving (TOBO). Dat was
in de tijd dat de Kingma's
ook nog op Sneek voeren,
met de stoomboot natuurlijk.
Er was zelfs nog een trek
schuit bij, die achter de boot
van Engwierum werd gebon
den. Gezellig en knus was het
toen wel aan boord. Er waren
altijd wel passagiers, zoals
kooplui, die van de gelegen
heid gebruik maakten. Daar
komt nog bij dat er veel meer
personeel meevoer, zoals bij
voorbeeld de machinist, die
nu helemaal overbodig is ge
worden. In de oorlog hebben
de Kingma's nog een paar
keer op Sneek gevaren, 's
Nachts om half twee vertrok
toen de veerboot al