Kardoeske liep anderhalf jaar mei
dubbeltsje op sien bust
Kostelijke herinneringen
aan oud-Leeuwarden
Minne
streek van
ooriezer-
1 maker
■I 9
'T KLEINE KRANTSJE
Groentezaden - Bloemzaden - Bloembollen alles vo-w Uw tui*% DIUICSTRA S ZADEN
Het was precies een poedeltje
wit haar ietwat lang;
I bakkebaardjes en een paar
donkere oogjes onder zware
I witte wenkbrauwen. Vandaar
de naam hem gegeven op de
I werkplaats tegenwoordig
„atelier" van onze vader
I aan het Naauw te Leeuwar-
den.
I Na 18 jaar vrijwillig infan
terist gepensioneerd met
I een fooi moest er dus iets
I bij worden verdiend om het
i kosthuis te kunnen betalen.
Daarom werd hij duivelstoe-
jager op de werkplaats en
I boodschapper voor moeder,
i verzorger der turfbak en as-
laden. Hij had ook tot taak
I; mij 's morgens, 's middags en
I 's avonds van en naar school
I te brengen. Kardoeske was
H getooid in een groen gewor-
Lj den afleggertje van een even-
eens tot 1.55 uitgegroeid heer-
I tje in een betere financiële
positie dan hij. Trouw in lin
ker knoopsgat van de revers
N prijkte het kleine model in
H zilver voor langdurige dienst
i onder het vaandel van het Ie
I regiment. En steeds mooi ge-
poetst dit eremetaal. Daar-
II voor waren borsteltjes te over
tot Kardoeskes beschikking.
Als eens het Manusje van al
les zich met brandstof of de
resten daarvan onledig hield
werd jasje met militaire ver
siersel aan spijker gehangen
op de werkplaats. De oorijzer
maker 's zondags nog wel
deurwaarder der Grote Kerk
was een spotter met alles
wat met de soldaten te doen
had. Hij boog het oog, dat het
ronde ereteken droeg, open,
zaagde het ronde muntje af
van het kroontje, soldeerde
een dubbeltje met een tikkel
tje tin op de plaats van het
ereteken en bevestigde alles
weer netjes op het groene
jasje. Kardoeske heeft er
meer dan anderhalf jaar mee
rondgewandeld, voordat een
oude krijgsmakker hem de
vraag stelde: „Wat hest dou
daar op dien bust hangen?
't Liekt wel een dubbeltsje!"
Het jasje kwam uit en 't
bleek een simpel 10 cents
stukje, in plaats van het van
de Overste opgespelde ere
metaal
't Anders zo volgzame ventje
was des duivels, toen hij de
trap opging naar de werk
plaats.
„De dogeniet ik weet blik
sems goed wie me dat lapt
hèt. Zelf altiet opscheppen
over 't als sehutter leit hew-
wen an 'e grins in '70 en
mij als oud-soldaat zo
te bleméren durve, mar ik sal
'm krije. Hij gaat er an, de
smeerlap."
Kardoeske naar de keuken,
onder in de kelder en vroeg
aan mijn moeder „of de mes
sen niet nodig weer es in
sliepbeurt hewwe moesten".
Speciaal het lange mes, waar
mee vader het rookvlees zo
fijn kon afschilferen, had
Kardoeskes belangstelling.
Moeder had al iets bemerkt
aan de gemoedstoestand van
't manneke en vond het maar
beter de „sliepbeurt" een paar
dagen uit te stellen. Wanneer
zij het oude knaapje het ma
teriaal zou hebben toever
trouwd, zou de deurwaarder
bij de Grote Kerk aan de Put
kans gelopen hebben deze
functie noodgedwongen aan
een ander te moeten overdra
gen. De vrede werd getekend
na enige weken mokken en af
en toe een sigaar. Vader zorg
de voor nieuw ordeteken aan
nieuw lintje.
Toen Kardoeske twee jaar la
ter naar de Spanjaardslaan
werd gereden, waren vader
en de door 't oog van de naald
gekropen oorijzermaker de
enige belangstellenden: in 't
zwart plus hooggehoed!
KLAAS BAKKERS
Graag wil ik U schrijven dat
ik met heel veel genoegen
„Het Kleine Krantsjef' lees.
Bij een nicht van mij in Leeu
warden las ik een exemplaar
en vertelde thuis hoe mooi en
eigen ik het krantsje vond.
Van mijn zoon kreeg ik toen
een jaarabonnement als Sin
terklaascadeau. Al die foto's
en stukjes over oud Leeuwar
den en de oude typen halen
herinneringen bij je op.
Zo kwam mij ook iets over
Ouwe Trientsje in de gedach
te. Destijds was ik in betrek
king aan de Harlingerstraat-
weg en kwam Trientsje aan
de deur om geld- Ze vertelde
dat ze van Stiens was komen
lopen en geen geld voor eten
en slapen had. We wisten
waaraan ze het geld zou uit
geven, daarom werd haar cht
geweigerd. Trientsje zwaaide
met haar stok en droop weei
af. De asemmer stond voor
bij de weg en toen ik die vlak
daarop ging halen zat hij
bijna half vol oude kousen. Ik
dacht dat dit Trientsje haar
werk was.
Nu iets anders. U schreef
over de sipeldi'ogerij op de
hoek van de Harlingertrek-
weg. U bedoelt toch niet, zo
als wij hem noemden, de
groentedrogerij op d,e hoek
van de Snekertrekweg? Die
stond tegen het spoordok aan.
Ik weet nog dat deze groente-
drogerij in brand stond,. Het
was bij avond en toen die
grote hoge houten schoor
steen in brand vloog was de
hele omtrek verlicht. Wij
woonden daar juist tegenover
aan de Harlingertrekweg.
Ons huis staat er niet meer,
het is daar allemaal industrie
geworden. Toen wij er woon
den, was er verderop wel in
dustrie. Daar waren de meel
fabrieken "Fortuna, het wa
genhuis van de „Stanfries" en
de papierfabriek van Land
stra en Deibei, waarin des
tijds ook brand is geweest.
Dagenlang zag men 's avonds
het papier nog gloeien. Ver
derop was er nog een darm-
wasserij en een vuurwerkfa
briekje.
De Harlingertrekweg is ook
een keer in de belangstelling
geweest op 1 april. De weg
was smal, toen de fabrieken
met vrachtauto's begonnen.
Bovendien zat hij vol gaten.
Op zekere dag stond in de
krant, dat men de volgende
dag aan de Harlingertrekweg
met een machine zou werken.
Deze machine was vier meter
breed, zou de weg vlak ma
ken en waar een gat was,
stortte hij een kei. De bestra
ting was van keien. De vol
gende dag werd het zwart van
de mensen en bleek het een
aprilmop te zijn.
De Snekertrekweg, dat is de
andere kant van de Harlin-
gertrekvaart, is in de tijd dat
wij daar woonden ook hele
maal veranderd. Vlak bij de
brug over het spoordok was
de exportslagerij. Schuin
daarvoor stond een oude boe
renwoning. In de ene helft
woonde de brugwachter, in
de andere hielden een paar
vrouwen een winkeltje. Later
kwamen daar de Fricofabrie-
ken. Toen werd ons uitzicht
een stuk minder. Voorheen
konden wij over de landen
van Boxumerdam kijken.
Mijn vader werkte op Schen
kenschans bij De Vries bouw.
materialen. Hij was bij het
vervoer, dat toen per praam
ging. Op een vrijdag kwam
hij met z'n praam door de
Harlingertrekvaart bij de
voormalige veemarkt. Van
één van de boeren was een
koe in het water gevallen.
Mijn vader zag kans het dier
achter zijn praam en weer bij
de wal op te krijgen. Toen
kreeg hij van die boer een
dubbeltje. De mensen, die er
om heen stonden, riepen
„Gooi dat beest er weer in als
hij hem niet meer waard
is"
Weet U wat wij zo mooi von
den? Op de Nieuwestad woon
de Best, een opticiën. Best had
aan z'n muur een grote ther
mometer. Als het vroor draai
den wij bij avond die meter
om. Dan was hij blanco. En
wij maar kijken of er ook
mensen kwamen die wilden
weten hoeveel graden het
vroor. Die kwamen wel. De
één haalde zijn bril uit zijn
zak, d,e ander hield het gloei
ende puntje van z'n sigaar of
sigaret er bij en nog zagen ze
geen streepjes. Wat al een
streken hé
Drachten.
H. BOSMA-DE VRIES.
NIEUWESTAD 58 - LEEUWARDEN - TELEFOON 23205