Richting aangeven is er in Leeuwarden niet bij i f Waarom zouden we j i een hand uitsteken? Daar gaan vie de bocht om Richting aangeven is er niet bij VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN Redactie, administratie en advertentieafdeling Vredeman de Vriesstraat 1 a.d. Emmakade Telefoon 20302 Postgiro 98 1 0 62 Bankrelaties Raiffeisenbank Amsterdamsche Bank N.V. 'T KLEINE KEANTSJE Een uitgave van Fenno Schoustra's Publiciteitskantoor Vredeman de Vriesstraat 1 aan de Emmakade - Leeuwarden Abonnementsprijs f 2,90 per half jaar f 5,80 per jaar v. h. buitenland f 7,50 per jaar Losse nummers 40 cent EERSTE JAARGANG NUMMER 12 Verschijnt eenmaal in de veertien dagen 10 MAART 1965 „Ze hewwe mien kikkert de kop aftrokken, de poat üt- trokken en de sturt is er oek af" zegt verdrietige vierjarige Richard op kleuterschool De Kievit aan de Larixstraat. „Waar heb je die kikker dan?" vraagt de hevig ge schrokken juf. „Ik vien't so gemeen, he" antwoordt Ri chard. „Ja, maar waar is ie dan?" houd.t juffrouw aan. ,,'t Is 't plakplaatsje van mien kapstok" reageert Richard laconiek. Of het in andere Nederlandse steden beter of slechter is weten we niet, maar het richting aangeven door fietsers en bromfietsers is er in Leeuwarden niet bij. Wie hier bij het geeft niet welke hoek van de straat gaat staan komt adem te kort om de niet-richtingaangevers te tellen de brave fietsers en brommers, die het wel doen, vormen een verdrietige minderheid. Waarom zouden we ook een hand uit steken als we hem net zo goed aan het stuur of in de zak kunnen houden? We zijn een dezer dagen eens op de hoek van het Zwitserswaltje, de Ossekop en het Blok huisplein gaan staan en hebben een aantal dames en heren verkeersovertreders gevraagd waaróm ze eigenlijk hun hand niet uitstaken. Hun antwoorden vormden een treurige bloemlezing van verontschuldigingen en uitvluchten de meesten bleken zich hun overtreding nauwelijks bewust te zijn „Ik had toch een pakje onder mijn arm" was het doekje voor het bloeden van een 35 jarige monteur op onze vraag, waarom hij zijn hand niet uit stak. Een zestienjarige scho lier verklaarde zonder blik ken of blozen „Ik had 'e han in 'e buse". Meer commentaar had een 35 jarige heer; hij gaf direct toe, dat hij fout was geweest. „Het is toch ei genaardig", zo sprak hij vol zelfverwijt „ik scheld en vloek inwendig vaak op fietsers, wanneer ik achter het stuur van mijn auto zit en nou doe ik het zelf niet. Je staat er gewoon niet bij stil". Een da me (29 jaar) gaf haar tas de schuld. „Als je een tas aan het stuur hebt, gaat het niet zo best hè, want dan raak je je evenwicht kwijt en wat is dan gevaarlijker?" „Snelbin ders en een mandje achterop, mevrouw, dan hebt U beide handen vrij" zeiden wij ter loops. „Zo'n drukte om zo'n kleinigheid?" reageerde ze, stapte weer op de fiets en peddelde verder. Ben heer van 66 jaar gaf uit voerig commentaar. ,j,Ajls U mij kende, wist U dat ik hele maal niet zo achteloos ben. Mijn vrouw noemt me altijd pietepeuterig, omdat ik altijd nog zó doe (hij bewoog zijn hand op en neer) wanneer ik de hand uitsteek. Maar deze keer, heb ik er helemaal niet bij stilgestaan. Ik vind het gewoon erg, dat U mij er op betrapt, maar ja, dat zul je altijd beleven!" Onze volgende patiènt was een dame van ongeveer 40 jaar. „Oh nee? stak ik geen hand, uit? Nou ja, je gaat hier toch nooit rechtuit of rechtsaf, ik ga altijd linksaf. Ik prakizeer er niet eens over om de hand uit te steken". Een bromfietser een scho lier, de tas op de benzinetank, gierend gestopt: „Handuitste- ken? Hier? Nou dat weet ik niet. Ik heb het ook nog nooit iemand zien doen. Ik denk er niet eens aan". Schuchter voegden we er aan toe, dat het misschien wel eens een gevaarlijke gewoonte kon zijn. Hij haalde zijn schouders op, gaf gas en verdween weer in de auto-jungle. Een jongen van de hoogste klas lagere school -een beetje angstig - „och dat weet ik niet". We informeer den of hij al een verkeer,s- examen afgelegd had. „Nee, mijnheer" was het antwoord. Op het „ga dan maar, maar zorg ervoor dat je je hand uitsteekt, anders zak je on herroepelijk, wanneer je wel eens examen moet doen", ging hij vlug weg. Hij moest niks hebben van die „stille pliesie" en was allang blij, dat hij er zonder een bekeu ring af kwam. Het bleek overigns een heel gevaarlijk hoekje te zijn, daar bij de Ossekop - Zwitserswal tje. Auto's nemen van Het Blokhuisplein af een ruime bocht om de draai naar de Ossekop goed te pakken te krijgen en uit omgekeerde richting snijden brommers en fietsers de bocht af. Ze zien elkaar niet aankomen. Je vraagt je af hoet het dan altijd maar weer goedgaat. Auto's mogen er van de Uniabuurt af niet inrijden, maar een vreemdeling in Jeruzalem, die de borden niet ziet of ne geert, kan in een Gordiaanse knoop komen. Achteruitrijden is de enige oplossing. Het aantal fietsers dat een hand; uitsteekt, is klein. Hoe dit gebeurt is vers twee. De handen komen amper los van het stuur en steken ternau wernood soms tien centime ter uit. Het schijnt een ver moeiende bezigheid. Brom fietsers steken op enkele ouderen na vrijwel nooit de hand uit. De coureurs heb ben het kennelijk te druk met terugschakelen en andere be zigheden. Voldoende afrem men is er vaak niet bij. Het- Vervolg op pag. 4

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 1