Oud stadgenoot H. Voordewind
haalt herinneringen op
R IJ O P L E I D I N G Verkeersinstituut
De
commissaris
vertelt verder
Sa is 't
net oars
en
DE AANLEG VAN DE
GRONINGERSTRAATWEG
11
•T KLEINE KRANTSJE
Goede kant uit
In de landdag
Nieuwestad 45, Leeuwarden
Telefoon 21105 en 30500
Een tijdje geleden nam de redactie van ,,'t Kleine Krantsje" een artikeltje van mij
op, waarin ik enkele herinneringen aan het „balleskoppen", uit mijn schooljongens-
tijd had opgehaald.
Door een wat lang uitgevallen inleiding en ook omdat ik rekening diende te houden
met de plaatsruimte, bleef ik zowat half-weg, in mijn verhaal steken, maar beloof
de, dat de rest zou volgen.
Daarom ben ik nog even achter mijn machine gaan zitten, want: „chose premise,
chose due."
H. Voordewind
Zoals ik al vertelde, was het
al op de lagere school, dat ik
aan dat vermaak verslaafd
begon te raken. „Verslaafd"
is hier wel het juiste woord,
want tot mijn 35ste jaar ben
ik het fanatiek blijven be
oefenen.
In het begin ging het natuur
lijk allemaal heel primitief.
Het was maar een in het wil-
de-weg trappen tegen een
gummibal, door een kluwen
buurtjongens van ongeveer
dezelfde leeftijd en waarbij
het er niet op aan kwam,
waar dat ding telkens be
landde.
Een en ander ging met veel
geschreeuw en getier gepaard
en dikwijls raakten de deel
nemers onderling zelfs slaags,
wanneer bijvoorbeeld iemand
een gevoelige schop tegen zijn
schenen opliep, of een uit
schietende klomp in zijn ge
zicht kreeg. Met als gevolg:
gescheurde kleren en bloed
neuzen. Maar dat alles mocht
de pret niet drukken.
Verder trokken wij ons ook
nooit veel aan van de protes
ten der buurtbewoners, die
niet alleen voortdurend in
angst zaten voor hun ruiten
en tuintjes, maar ook allesbe
halve ingenomen waren met
dat spektakel zo vlak voor
hun deur.
Doch nergens was er in die
tijd andere gelegenheid voor
de jeugd, om zich buitenshuis
te vermaken. Het moest alle
maal op de rijweg (op de
..■balstienen") gebeuren.
Van het „verkeer" daar, on
dervonden wij overigens wei
nig hinder, want in die jaren
(ik spreek hier van zo'n klei
ne 70 jaar terug), was er in
Leeuwarden van auto's ,iog
geen sprake en ook het aan
tal fietsen mocht nog geen
naam hebben. Terwijl ook de
enkele „peedewagens" geen
noemenswaardige bedreiging
vormde.
Die kwam meer van de kant
van de buurtbewoners (beter
gezegd: bewoonsters) die ge
wapend met bezemstokken,
puthaken of mattekloppers,
ons op de vlucht joegen, als
zij tenslotte hun „nocht" ge
kregen hadden van al dje her
rie en mondelinge waarschu
wingen geen effect meer sor
teerden. Waarna wij dan een
eind verderop, weer opgewekt
begonnen. Maar erger was
het, als plotseling uit een zij
straat een „pliesje" opdook
en wij hem niet tijdig in de
gaten hadden gekregen. Dan
gebeurde het meermalen, dat
hij zich van onze bal meester
wist te maken en was het uit
met de pret.
Van alle kanten werden wij
dus verjaagd en belaagd,
maar onze animo leed er niet
onder.
Doch aan al die narigheden
kwam een einde, toen het ka
naal gegraven werd. Dus in
de jaren 94/95. Toen kwamen
daar aan weerskanten grote
stukken land vrij, welke voor
bouwterrein waren bestemd.
Maar met die bouwerij ging
het in de eerste tijd niet zo
vlot en de jeugd begon er
zich al gauw meester van te
maken. Met „draakjeviiegen",
kaatsen, „tiepelen" enz. En
niet te vergeten met voetbal
len. Uit alle stadswijken
kwamen zij in drommen op
dagen. Maar dat was geen
bezwaar, want er was ruimte
in overvloed.
Ook wij, uit de omgeving van
Romkeslaan en Achter de
Hoven, verhuisden er heen.
Tot grote opluchting natuur
lijk van de bewoners. Vanaf
dat ogenblik ging het met ons
clubje de goede kant uit. Zij
het ook met horten en stoten.
Want al was nu het ruimte
probleem opgelost, de mate
riele zorgen waren het direct
nog niet. Ei traden nu ook
enkele, iets ouderen als lid
toe. En aan één van hen is
het hoofdzakelijk te danken
geweest, dat het zaakje op po
ten kwam. Dat was het werk
van een twee jaar oudere
broer van Willem Hooger-
beets. Willem zelf heeft zich
overigens ook zeer verdien
stelijk gemaakt en wel in de
eerste plaats door zijn spel-
capaciteiten, welke hem latei-
de schrik van de Leeuwarder
voetbalwereld zouden doen
worden. Menige club (waar
onder zelfs Frisia, dat toen
de toon aangaf, deed moeite
om hem onze gelederen te
doen verlaten maar tot het
laatst toe is hij zijn vaandel
trouw gebleven en heeft hij
ervoor gezorgd, dat ons club
je altijd een gevreesde tegen
stander bleef. Van ons roem
ruchte elftal zijn er maar wei
nigen meer over. Voor zover
ik weet slechts twee en met
hen heb ik nog altijd contact.
Willem Hoogerbeets is er één
van; de andere is Willem Al-
gra, geboren en getogen op
het Vliet, maar die nu met
zijn vrouw, rustig in Bergum
woont.
Ook hij hoorde destijds tot de
beste spelers en was boven
dien een trouw lid, dat weer
of geen weer, nimmer ver
stek liet gaan, terwijl hij ook,
als het in een wedstrijd eens
minder gunstig verliep, tot
het laatst toe als een leeuw
bleef vechten.
De andere Willem woont in
dat fraaie huis Achter de Ho
ven; de directeurswoning van
de stichting „Fribourg", waar
nu al weer heel wat jaren,
een aantal ouden van dagen,
aan zijn goede zorgen (en die
van zijn vrouw) zijn toever
trouwd.
(wordt vervolgd)
Amsterdam, H. Voordewind
Het was de stadhouder Georg
Schenk van Toutenburg een
doom in het oog, dat de weg
waar hij iedere dag een paar
maal langs moest er zo erbar
melijk uitzag. Zeker, de stad
houder woonde er mooi op
zijn buiten „De Toutenburg"
aan het einde van de Zwarte
weg, en in de zomer als hij
te paard naar de stad trok,
och dan ging het nog wel
langs die zandreed. Maar in
de herfst met zijn regenach
tige dagen was het een ver
schrikking. Dan batste zijn
rijtuig door de gaten en mod
derkuilen dat het meer dan
erg was. Wanneer er een dik
pak sneeuw lag was het hele
maal niet te doen, om nog
maar te zwijgen van de onge
makken die een strenge vorst
met zich bracht.
Het was dan ook op- aandrin
gen van de stadhoud.er, dat in
1531 het geval in de Landdag
te Leeuwarden ter sprake
kwam. Er werd een commis
sie benoemd om een plan voor
een betere weg te maken en
toen dit klaar was werd het
aan het stadsbestuur van
Leeuwarden en die van de
omliggende Grietenijen voor
gelegd. Het plan werd door
deze besturen goedgekeurd en
er werd besloten om als eer
ste fase van het project on
derhanden te nemen het stuk
vanaf de Santa-Katharinus-
poort tot de Buitenplaats „De
Toutenburg." De stad Leeu
warden zou het grootste deel
van de kosten voor haar re
kening nemen, maar als te
genprestatie kreeg de stad het
recht van tolheffing. Zo ont
stond aan de Zwarteweg het
bekende Oud Tolhuis.
De tol, die werd vastgesteld,
bedroeg voor een paard, een
veulen, een stier en een os een
stuiver, terwijl voor een var
ken en een schaap een halve
stuiver (een botsen) in reke
ning werd gebracht. Grotere
wagens betaalden eveneens
een stuiver en kleine hout- en
turfwagens een halve stuiver,
zo die uit de Trijnwouden af
komstig waren. Wagens uit
andere delen van de provincie
dienden ook een stuiver te
betalen. Bij het eventueel
weigeren van tol-betaling
werd een boete van een halve
goudgulden opgelegd. De boe
ren die landerijen aan d,e weg
hadden liggen werden ver
plicht de sloten aan weers
kanten te slatten, waarvoor
zij van tol werden vrijge
steld. Ook de stadhouder en
zijn familie en dienstvolk
werden vrijgesteld, zo werd
door de Hove van Friesland
in haar vergadering van 23
mei 1533 besloten.
Met deze beslissing was een
begin gemaakt met de aanleg
van de Zwarteweg, later om
gedoopt in Groningerstraat
weg.
V.
Man en wiif binne ien, mar
hja moatte oeral foar twa bi-
telje.
Man en vrouw zijn een, maar
ze moeten overal voor twee
betalen.
It sll altyd wol it ien of it
oar wurde, in geld aei of in
dea pyk.
Het wordt altijd wel het een
of het ander: een rot ei of een
dood kuiken (in ieder geval
niet veel dus!)
Men moat in pankoek net om
in aei bidjerre en in teltsje
net om in leugen.
Men moet een pannekoek niet
vanwege één ei bederven en
een verhaaltje niet vanwege
een leugen.
In aep mei syn sturt forlieze,
syn kueren net.
Een aap mag dan zijn staart
verliezen, zijn kuren verliest
hij niet.
It wurdt dy aid net frege,
hwat klean aste jong droegen
heste.
Het wordt U oud niet ge
vraagd, welke kleren U jong
gedragen hebt.
Komt in nije broek oan it aid
wammes, dan skuorre de fi-
tergatten üt.
Komt een nieuwe broek aan
een oud wambuis, dan scheu
ren de vetergaten. (Gezegde,
wanneer een oude man een
jonge vrouw trouwt).
It aide guod moat earst oan 'e
ein, sei de jonge en liet syn
heit de kruk sjouwe.
Het oude moet eerst verslij
ten, zei de jongen en hij iiet
zijn vader de kruik dragen.
By aids wie it in great wün-
der as in ezel praette: nou is
it in great wünder as in ezel
him stilhaldt.
Vroeger was het een groot
wonder, wanneer een ezel
praatte; thans is het een
groot wonder, wanneer een
ezel zich stilhoudt.
It giet swietwei nei de ein ta,
sei it aid wiif en hja iet fan
in Dimterkoeke.
Het gaat zoetjesaan naar het
einde, zei de oude vrouw en
zij at van een Deventerkoek.
Hoe stilder hoe better, sei it
aid wiif en siet mei it gat yn
'e brannettels.
Hoe stiller hoe beter, zei de
oude vrouw, terwijl ze mid
den in de netels zat.
Toen deze foto werd gemaakt voor 1905 noemden de Leeuwarders de Groningerstraat
weg nog wel vaak de Zwarteweg, een naam, die nu voor zover wij weten in het ver
geetboek is geraakt. Of spreken de Leeuwarders uit deze contreien nog altijd van Zwarteweg?