DE OUDE BOOM EN ZTZZ HET JONGE MEISJE Hij wou wel wedden dat er eieren lagen Met struisvogels zou bet makkelijker gaan DE MOEILIJKE KUNST VAN 'T EIERZOEKEN 9 'T KLEINE KRANTSJE In de goeie ouwe tijd achter de kieviten aan Maar Reade Atze nam hem beet NaauwB Tel.27984 Leeuwarden Mocht U bij de opruiming ou de spullen tegenkomen: prent briefkaarten, foto's, exempla ren van bladen als Fen Frys- ke Groun, Het Leven, De Prins, Panoroma, gooit U deze dingen dan niet in de prulle- mand! U kunt 't Kleine Krantsje en daarmee duizen den abonnee's een genoegen doen door deze spullen van de rommelzolder niet te ver nietigen! Even een telefoon tje: 20302 of een briefkaartje: 't Kleine Krantsje, Vredeman de Vriesstraat 1, Leeuwarden. aan. Dat deze niet zo dom was bleek na de vraag van de stadsman: „ha Jo aeien?" „Nou ja, meneer kin wol in stik of hwat fan my keapje, twa goune foar trije." Bij de poelier waren de eieren voor 30 ct per stuk te koop. zoveel men wilde. Maar die knaap zonder vreemde talenkennis doorzag de situatie en kreeg twee Hollandse guldens voor drie kievitseieren, plus een si gaar. De nieuwe bezitter van de eieren draaide met zijn hiel een klein rond kuiltje, legde de eitjes erin, netjes met de punt bij elkaar oriënteerde zich: 't verlengde van het slootje, zoveel pas vanaf het paaltje, waaraan de molen wiek is geketend dat vind ik altijd wel terug! Hij terug naar het schip waar een borrel gedronken werd. „Ik hè 'n Sijke sien, der mut- te eiers lége." Homerisch ge lach. „Hij het een Sijke sien, 't soms één op klompen?" „Wedde, dat ik er eieren vind?" Het ging aan om 't spuitwater aan tafel straks in Grouw waar 't maal dikke gestoofde paling zou worden genuttigd. Terug naar het mo lentje met twee laatdunkende spotters. Het was een kwar tiertje heen en de weg terug was uitgerekend even lang. Het paaltje, waar de wiek was vastgeketend 't verlengde van het slootje en zelfs het gedraaide kuiltje werd gevon den! Maar de eikes waren er niet meer! Gedurende de terugtocht naar het schip had onze ken ner der kieviten-vlucht wél wat schimpscheuten te verdu ren van zijn maten, die de ge zellige bittertafel aan boord hadden gemist voor zo'n sof. De rentree op het schip zal ik maar niet beschrijven. Lange Anne een der schippers stond maar te gniezen en on ze eizoeker toe te lachen. „Wat sta jij daar toch te glimkjen, lange sla-dood?" „Ik ha sa'n skik hawn, menear! Ik ha 't hiele stik spylj en sjoen. Ik hie 't glês derby. Dat wie dy Reade Atze leit gunder mei syn aakje. Doe Jo dizze kant ütkamen om de hearen te fortellen fan it Sij ke, dat jo sjoen hienen, hat dy doochniet in zetsje wachte, is tobek roeit en hat Jo aei- kes wer yn syn pet dien. Moam kin Jo se wer keapje by De Jong yn 'e Jacobs- strjitte!" KLAAS BAKKERS Zomaar een plaatje van een oude boom en een jong meisje, de vorige week door de fotograaf van 't Kleine Krantsje bij de Pasteurweg gemaakt. Niet om het (onbekende) meisje werd de foto geknipt, maar om de boom, want dit is een beetje een bijzondere boom. Het is de laatste herinnering aan de schiet baan, die hier vroeger lag: alles van de schietbaan is al lang verdwenen, maar deze ene oude boom staat er nog. De reus staat nu in het Dr. Zamenhoffpark, dat aanvankelijk het Oos terpark heette, of beter gezegd, het Zamenhoffpark is om ëde boom heen aangelegd op de plaats, waar eens de sol daten in de kunst van 't scherpschieten werden bekwaamd. Duizenden vroegere soldaten hebben bijzondere herinneringen aan deze plaats; honderden kwajongens, die nu al lang eer zame huisvaders zijn, trouwens ook ze zochten, wanneer de militairen verdwenen waren en de kust veilig was, uit de zand wallen bij de doelen de afgeschoten kogels op: een heer lijke sport! Verschillende kooplui keurden vroeger de boter vrijdags on der de Waag, of deden dit al op het mooeie schip, van de Ge broeders Vlieger drie reulzen van kerels met allure en ge stalte, waarvan menig vorstenhuis zou wensen dat zulke kna pen in de familie voorkwamen uit Grouiw afkomstig. Dit gebeurde nog, toen de kooplui uit de provincie de boter van de boeren kochten, dus vóór de coöperatieve fabrieken de pro- dukten via zuivelexport konden afzetten. Vogels van diverse pluimage kwamen naar die tempel van Mercuriuskuipers, die de vaatjes leverden, drukkers om bestellingen voor drukwerk op te nemen assuradeurs om de naar Engeland, via Harlin- gen, te verschepen boter te verzekeren, kooplieden in kaasdoeken, fabrikanten van kaasvormen en andere voor zuivelbereiding benodigde ar tikelen. Het was een gezellige boel daar onder de Beurs en ook bij Proeski - waar nu de Zuivelbank staat. 's Middags een koffietafel met steeds 't zelfde clubje knapen, die goed met elkaar konden opschieten en eens per jaar - in eizoekerstijd - met de boeier van een der Grouwster comparanten, met elkaar een dag kievitseieren gingen zoe ken. Eerst zeilend langs de Graft of Ee en Kromme Ee naar de landen tussen Wartena - Hooidammen en Aegehoek. Dé stadsbewoners konden niets opmaken uit de gedra gingen van een Hijke of een Sijke en waren de knapen, die op het aangewezen ter rein nimmer wat vonden en dientengevolge de dupe van spot en plaagzucht der des kundigen. Een van deze leken, liefhebber van een goede grap, dwaalde in zijn eentje steeds meer naar een watermolentje, waarbij hij op enige afstand iemand meende te hebben ge zien. En jawel, in de luwte !zat een (man zijn brood te nuttigen. De schouw lag aan de kant. „Morgen". „Morgen, meneeir, m,oto.i weer nou?" „Ja, voor meneer ook zou'k zo zeggen. Jullie treffen het met de wind". De man uit de stad informeerde naar de stand van zaken. „AI wat fon- gen?" We fiene de aeien, meneer, we fange se niet Dat was moeilijk te pruimen voor de knaap, die thuis zijn zaken in drie verschillende ta. len moest behartigen en dit even op zijn brood kreeg van een boerenjongen met stro in zijn klompen en koedrek er-

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 9