'T KLEINE KRANTSJE
LIWADDERS, WAAR IS DIT?
horen we tegenwoordig zelden of nooit de namen meer noe
men: „meervisch, schollen, verschen hernick, laberdaan, stock-
visch, spierinck ende mosselen en ook salmen, elften, bruin-
visch, stoer ende robben".
Eerst rustten de visbanken op een brede houten brug, die men
had geslagen over het water van de Voorstreek, maar in 1609
werd die brug vervangen door de stenen pijp, die er nu nog
ligt. In die tijd was de markt nog niet overdekt, maar ze werd
dat in 1642 wel, oen er ook een Mijn- of Mijninghuisje verrees.
In 1851 werd de zeevismarkt overgebracht naar het nieuwe
gebouwtje aan de Oosterkade, maar de riviervis bleef men nog
een tijd veilen op de Koningspijp. Tot ook daar de laatste vis
van de banken verdween. Alles wat nog aan de visbanken op
de Koningspijp herinnerde werd daarna opgeruimd; alleen een
oude waterpomp bleef tot omstreeks de eeuwwisseling nog op
de Vischmarktpijp staan.
En van wat de tekenaar hier in beeld heeft gebracht staat ei
genlijk alleen het pand met het halsgeveltje op de achtergrond
er nog al was het in die ouwe tijd heel wat schilderachtiger
dan nu.
Wie deze romantische plaat bekijkt, kan zich moeilijk voor
stellen, dat ook dit eens ons goede Leeuwarden is geweest.
Toch is dat zo, maar de situatie van nu is wel heel anders dan
die van toen en het is daarom verklaarbaar, dat U het punt
niet onmiddellijk hebt herkend. Het smalle straatje op de ach
tergrond is de Koningstraat, de tekenaar stond op de Wortel
haven en wat hij voor ons vereeuwigde, waren de visbanken
op de Koningspijp, die nu ook nog wel Vischmarktpijp wordt
genoemd.
De fraaie tekening is voor 1851 gemaakt, want in dat jaar wer
den de visbanken van hier verplaatst naar de Oosterkade,
waar ze nog tientallen jaren hebben gestaan op het stukje
straat tussen de Keizersgracht en de Nieuwe Oosterstraat. In
vierhonderd jaar oude kronieken wordt al gewag gemaakt van
deze „Vijschmarckt op het Koningsplein" en heel lang is dit
punt in de stad dus de verzamelplaats geweest voor de vis
boeren, die hier hun waren kochten om ze verder uit te ven
ten in de stad.
Van vele vissoorten, die er in die dagen werden aangevoerd,