Hampelmannen kan ik niet gebruiken
ik wil kérels in het werk hebben
(zei factorijbaas Foppe Huisinga)
5
'T KLEINE KRANTSJE
Gezellige bedrijvigheid in de ouwe tijd in de omgeving van de Vlietsterbrug. Op de brug:
sjouwermannen, wachtend op een putsje.
Wanneer er over vroeger wordt gepraat als over de goeie ou
we tijd, geldt dat bepaald niet voor de levensomstandigheden
van de werkende stand. Juist in deze jaren van groeiende wel
vaart wordt het eens geleden leed van hard en lang werken
en weinig verdienen en weinig eten heel scherp gevoeld en
niet bevreemdend is het, dat de bejaarden van vandaag zich
wat verwonderd afvragen, hoe ze de ellendige tijd van toen
nog zo goed zijn doorgekomen. Vooral in de grote, kinderrijke
gezinnen waren de ouderlijke zorgen enorm en we kunnen ons
voorstellen hoe verleidelijk het moet zijn geweest om dezte
zorgen voor enkele uren te doen vervagen door de sterke
drank, waarvan het dagelijks gebruik toen nog heel anders
werd gezien dan nu.
Hard en zwaar gewerkt en
met hartstocht en zwaar ge
dronken dikwijls ook!
werd er, om een sprekend
voorbeeld te noemen, door de
sjouwermannen, die louter
met hun lichaamskracht hun
brood moesten verdienen. Zij
vormden onder de arbeiders
in het gemoedelijke Leeuwar
den van zo'n veertig, vijftig
jaar terug een groep apart
met eigen zeden en gewoon
ten, met een eigen, aparte hu
mor.
Er waren vaste en losse sjou
wermannen de eersten
stonden in vaste dienst van
de factorijen, de laatsten wer
den alleen aangenomen, wan
neer er op een bepaald mo
ment behoefte was aan werk.
De dagen begonnen al vroeg
voor deze mannen en ze ein
digden gewoonlijk laat, want
er moest wat gebeuren in de
ze tijd, waarin de handkracht
nog zo belangrijk was. E'n het
laden en lossen van de sche
pen, het versjouwen van de
gewoonlijk honderd kilo zwa
re balen met granen en sui
ker van en naar de pakhuizen
was waarlijk geen kleinig
heid, al hoorde je er de man
nen zelf nooit over klagen,
want klagen was voor deze
groep arbeiders zeker geen
kenmerkende eigenschap.
De hierbij afgedrukte foto,
door een van de abonnee's
welwillend in bruikleen aan
't Kleine Krantsje afgestaan,
laat ons zo'n groep stoere
werkers zien en voor de ou
dere Liwadders staan er ver
schillende bekende figuren
op. De foto moet omstreeks
1925 zijn gemaakt bij de
Böomsbrug over het Vliet,
toen de mannen juist bezig
waren een schip te lossen. Op
de heer met het hoedje r.a
(want dat was de schippers
zoon Rudolf Hukema, die la
ter zelf een coaster kreeg en
er jammerlijk mee gebleven
is op zee) hoorden allen tot
de vaste sjouwerploeg van de
Factorij Huisinga, die hier
vier pakhuizen had en trou
wens nóg heeft: het pakhuis
Petersburg aan de Oostersin
gel en de pakhuizen Konings
bergen, Friesland en Gronin
gen aan het Zuidvliet.
Stuk voor stuk moeten het
puikbeste sjouwers zijn ge
weest, want factorij houder
Foppe Huisinga was er de
man niet naar om met halve
krachten in zee te gaan: „ik
kan hier geen hampelmannen
hebben" placht hij te zeggen,
„ik wil hier alleen kérels in
het werk hebben!'
Die kérels werden naar een
oude traditie in deze factorij
aan het eind van de week in
klinkende munt betaald
met groezelig papiergeld wil
den de Huisingas hun man
nen niet naar moeder de
vrouw laten gaan.
Of deze weg naar huis in de
meeste of in de minste geval
len via een omweg leidde,
zullen we nu maar in het
midden laten, maar een feit
is het, dat bekende kroegjes
als die van Spieksma aan het
Zuidvliet en Pranger en Van
De sjouwermannen van het Vliet, goed voor duizend balen van honderd kilo per
dag. Zittend op de rand van het schip wijlen Berend Boonstra, ofwel De Pan
nee, laten we nog geen bijnamen noemen. Op het schip(zonder hoed) Halbe van
der Veen, verder op de wal van links naar rechts: G. Berrema (overleden),
W. Looyenga, G. Sonnega (overleden), F. Elzinga en J. Wassenaar
der Noord in de Peperstraat
in deze tijd hebben gewéten,
dat er sjouwermannen waren!
Zelfs bestond er ten aanzien
van de sjouwerlieden tussen
de beide tapperijen in de Pe
perstraat een zekere animosi
teit, die de sjouwers zelf ge
raffineerd wisten uit te bui
ten. Een nieuw karweitje be
tekende verdienste voor de
sjouwers en klandizie voor de
kasteleins en zo is het wel ge
beurd, dat de mannen onder
het voorwendsel van een pas
gekregen „putsje" eerst bij
Pranger een flesje geestrijk
vocht wisten te bemachtigen
en toen aanklopten bij Van
der Noord, die dan terwille
van de voortdurende klandi
zie graag z'n hand over net
hart streek en de mannen
verblijdde met een tweede
fles
En niet alleen op de (gezelli
ge) zaterdagavond na de ge
dane arbeid werd daar vaak
een stevige borrel gedronken,
ook tussen de sjouwersbedrij-
ven door ging er niet zelden
een afgezant met een paar
zuurverdiende stüvers naar
Vliet of Peperstraat om er wat
in 't fleske te halen.
Dat de stemming in de ploeg
er door daalde kan onmoge
lijk worden gezegd zelfs
zonder een neutsje waren de
mannen er al vaak op uit om
elkaar er tussen te nemen or
plannen te smeden anderen
een kool te stoven en teke
nend voor de.sfeer in de we
reld van de sjouwermannen
was het feit, dat wie in dit ge
zelschap geen fraaie bijnaam
had, nauwelijks voor vol werd
aangezien.
De man, die zich eenmaal liet
ontvallen, dat hij in z'n jon
gensjaren zo fijn met houten
sabels had geknokt, stond
voor z'n verdere leven als De
Houtene Sabel te boek, De
Buffel was een sjouwerman
met de kracht van twee ande
ren, maar z'n taaie, maar ma
gere makker heette De Pan-
latte of ook wel en erger nog:
De Panprikke.
Ook Huppelkatrienus, Dikke
Tsjerk, Plu to en de man met
de minder vleiende bijnaam
Het Oud Wief waren bekende
figuren in deze kring, evenals
trouwens Anne de Wikel en
Aebe Platneus, maar dat wa
ren jongens van de steen-
ploeg, sjouwers, die schepen
met stenen losten ook een
zwaar karwei.
Wanneer er eens een vreemd
gezicht in een vaste ploeg ver
scheen, wou het wel eens ge
beuren, dat de gezworen ka
meraden de vreemdeling er
trachten „uit te lopen", zo
als de hier afgebeelde sjou
wers dat eens probeerden met
„Ouwe Smitje", een onver
stoorbare taaie rakker, „een
hecht mantsje met altied een
kalken endsje inne mon". De
jonge knapen zwiepten hun
balen meel op de schouders en
verhoogden hun tempo tot ze
haast het pakhuis in en uit
renden, maar de ouwe gaf
geen krimp, rende even hard
mee en mompelde tenslotte:
„loop mar an jongens, hoor,
jim krije mij er niet uut!"
Maar ook Ouwe Smitje was
geen hampelman, want dan
had hij immers bij Huisinga
niet eens een kans gehad: al
le sjouwers, die er liepen,
hadden wat in de bouten en
aan een toch tenger mannetje
als De Panlatte was het niet
eens te merken, dat hij op
vrijdagsmorgens vóór zijn
taak bij Huisinga om acht uur
begon, al drie uren zakken
aardappels had gelost uit een
snikje aan de Berlikumer-
markt! We zeiden het im
mers al: er moést wat gebeu
ren in die goeie ouwe tijd om
thuis de monden en magen
gevuld te houden. En wat was
de ontspanning voor diestoe-
re werkers van toen?