F. POPMA Lzn. 1 Wonderlijke reis met de vigelante Maar problematiek van huisvesting bleef... Das oud nifs99 zei de vrouiv 'T KLEINE KRANTSJE ft MAKELAARSKANTOOR F. F f F lfl/V L/JI. LEEUWARDEN VOOR DE VERKOOP VAN UW WOONHUIS - TAXATIES - HYPOTHEKEN - ASSURANTIËN Er kwam veel tot stand na bevrijding Volkshuisvesting is in Nederland een probleem, dat volgens het ministerie in 1970 van de baan zal zijn. Maar de woning nood in Friesland, met name in de grotere c tra, is nog altijd een struikelblok voor een gezonde groei van de bevolking en een handicap voor het opruimingsplan van de krotten. Het is interessant om eens de ontwikkeling van de woningbouw in de twintig na-oorlogse jaren na te gaan. Dat is echter niet goed mogelijk zonder eerst een kleine beschouwing te wijden aan de woningtoestanden in de vorige eeuw, toen de regering zich ging bemoeien met de talloze krotten en keten in Neder land. In die negentiende esiw heersten er nog erbarmelijke toestanden. De plaatsen, die veel mensen zich gekozen hadden om te wonen, waren veelal geen woningen te noe men. Talrijk zijn de rappor ten en studies, die hierover verschenen. Maar de r'appcr- tenmakers waren eerder be ducht voor het gevaar van epidemiën, dan Dewogen door gevoelens van solidariteit met de bewoners van de krot ten. In 1899 bestond 62,7 pro cent van de totale woning voorraad in Friesland uit een kamerwoningen. In één ver trek speelde zich alles af: sla pen, eten en noern maar op. Men kan niet eens beweren dat de mensen een „dak" bo ven hun hoofd hadden, want dat dak was meestal niet meer dan wat stro, plaggen of planken. Er móést een de genererende invloed vanuit gaan, temeer omdat deze „woningen" gemiddeld door zes gezinsleden bewoond werdenDe woningnood was ontstellend groot. Naar schatting zouden ongeveer 13.000 tweekamerwoningen en 3.000 driekamerwoningen moeten worden bijgebouwd Het leek een schier hopeloze taak, want in geheel Neder land zouden meer dan 60 000 woningen afgebroken moeten worden. Het is een cijfer waar men wat lachend naar kijkt want in het jaarverslag van de volkshuisvesting over het jaar 1962 staat, dat er 321.500 slechte en niet te verbeteren woningen zijn. Het begrip woning moet in een halve eeuw wel een andere gevoels waarde hebben gekregen! Grote moeilijkheden We hebben eens geïnfor meerd bij het Friese bureau van Volkshuisvesting en nij verheid. Ir. R. N. Hemmes heeft het volkshuisvesting probleem in de stad Leeu warden onder de loep gero- men en nam daarvoor de peri ode van 1954 tot en met 1961. De Friese hoofdstad kreeg in deze acht jaren 4.332 nieuwe woningen. In dezelfde periode zijn echter 1.242 woningen uit de roulatie genomen, een po sitief saldo dus van 3.108 wo ningen of wel 72 pet. van de nieuwbouw. Het aantal wo ningzoekenden is nu weer even hoog als direct na de oorlog, namelijk ruim 3.000. Bij de verdeling van de woon ruimte genieten de volgende groepen prioriteit a. bewoners van afgekeurde woningen; b. inwonende echtparen en c. zij die trouwplannen heb ben en samen meer dan 50 jaar zijn. Met pijn en moeite is het gelukt om in een reeks van jaren 120 150 krotbe woners aan een nieuwe wo ning te helpen. De laatste paar jaar zijn de moeilijkhe den weer zeer groot, omdat er enerzijds zeer weinig wo ningen gereed komen (en dan nog te veel stootsgewijs) en anderzijds omdat het aantal onbewoonbaar verklaringen cloor de gemeente is opge voerd. Na de onbewoonbaarverkla ring worden de bewoners in geschreven als woningzoeken den. Aan de woning wordt dan niets meer gedaan. De druk van deze bewoners op het wo ningbureau is dan ook enorm. (90 pet. van deze woningen zijn huurhuizen). (Vervolg op pagina 21) Er is veel gebouwd na de bevrijding, maar er verdween ook veel! Hier gaat het Zalmklooster er aan. In de winter van 1906 op 1907 hadden wij een muziekclubje, bestaande uit: Willem Klomp, le viool, Piet Sinnema, 2e viool, Leendert Sinnema (la ter dirigent van Salonorkest Sinnema) cello en ondergete kende piano. Wij repeteerden éénmaal per week, nu bij de één, dan bij de ander. De Rederijkerskamer „Ten Kate" organiseerde éénmaal in de maand een gezellige avond met voordrachten en een dansje na. Die werd ge houden in de Klanderij. Wij speelden dan gezellige mu zieknummers en zorgden ook voor de balmuziek. In die dagen zat in 't bestuur van „Ten Kate" de heer Jan van der Werf, rijksklerk aan het Kadaster en Hypotheken. Hij was een zeer bekwaam man op toneelgebied. Hij hield dikwijls voordrachten in de provincie en meestal voor de vereniging „Tot Nut van 't Algemeen". Dat zat zo. Vrij dags kwamen er veel notaris sen uit de provincie op 't Ka daster en deze heren waren meestal bestuursleden van 't Nut van 't Algemeen. Hij vroeg dan de notarissen, of hij niet eens een avond kon vul len met voordrachten, b.v. uit opera's. Deze heer van dei- Werf woonde aan de Zuider- grachtswal naast 't grote huis van de heer Blanson Henke- mans, thans bewoond door tandarts Cuperus. Op zekere dag kwam de heer Van der Werf bij ons en deel de mee, dat hij in Stiens een avond moest optreden met fragmenten uit de opera „Faust" en hij vroeg ons of wij bereid zouden zijn melo- diën uit deze opera te spelen. Wij jonge mensen vonden zo iets prachtig en accepteerden zijn voorstel graag. De avond werd vastgesteld en Van der Werf bestelde een vi gelante bij een bekende stal houder. We zouden instappen bij Van der Werf. Maar er konden maar vier in 't koetsje en we kwamen overeen dat Piet Sinnema op de fiets naast 't rijtuig zou rijden. Eindelijk was 't zover en op 't vastge stelde uur waren we present bij Van der Werf. Al spoedig bleek dat 't ene portier niet sloot en dat wij genoodzaakt waren dit vast te houden. Alles liep vervolgens best an na een uurtje passeerden we de Hoge Brug even voor Stiens. De uitvoering zou plaats vin den op de bovenzaal van de koetsier?" Maar de koetsier zei niks. Weer werd de vraag gesteld „Mankeert er wat an, koetsier?" Geen antwoord. Piet zei, „ik pak 't peed bij de bek". Hij gooide z'n fiets in 'e berm cn hielp het peed op gang. We hadden vijf mi nuten gereden en toen bleef 't peed weer stilstaan. Weer één van ons door 't raamke: „Skeelt er wat an, koetsier Gien antwoord. Piet zei „ik pak 't peed weer bij de bek. En ja, daar ging 't zaakje ver der. Na nog een kwar tier gereden te hebben bleef 't peed weer staan en weer stel den we dezelfde vraag. Maar herberg. De koetsier zou uit spannen en hij zou beneden in de gelagkamer wachten tot de uitvoering afgelopen was. We kochten een kopje koffie cn daarna gingen we naar de bo venzaal. Van der Werf was hier al druk bezig foto's van Margaretha, Valentijn, Faust en Martha op de houten pila ren te prikken. Na de uitvoe ring vernamen we, dat 't pu bliek zeer voldaan was. We bleven nog enige tijd na praten, kochten nog iets en zeiden tegen de koetsier, dat hij maar moest inspannen. We namen afscheid van de kastelein en reden weg. Piat weer op de fiets naast de wa gen. Even voorbij de Hoge Brug bleef 't paard staan. Eén van ons stak de kop door 't raamke en vroeg: „Is er wat van boven kwam gien ant woord. Piet zei „ik pak 't peed wéér bij de bek". En ja jon- ges, daar gingen we weer. We waren tussen Britsum en Cornjum, toen we de schrik van ons leven kregen, 't Peed vloog de berm in en bleef vlak voor de sloot staan. Wi.i vieren hals over de kop met de instrumenten de wagen uit en ik zal maar niet vertellen, welke woorden we naar 't hoofd van de koetsier geslin gerd hebben. Toen we wat bekomen waren, zei Piet, „ik pak 't peed weer bij de bek." En de koetsier zei maar niets en zat daarbo ven roerloos. Piet was net met 't peed op de rijweg gekomen, of 't beest nam een gier naar links en vloog met een vaart zoveel kilometers terug naar Stiens. Ja, daar stonden we toen, wat moesten we? Lo- pen! En we gingen maar 0£ stap. Ondergetekende woon de toen Achter de Hoven en dat was van Britsum af een hele tippel. Zo nu en dan ble ven we even staan, of we ook paardegetrappel hoorden Dat kon heel goed, want ver keer was er in die dagen niet. Maar onze wagen kwam ons niet achterop. We kwamen bij de Groene Weide en spraken daar af dat we naar het huis van de koetsier zouden gaan om zijn vrouw te vertellen wat er gebeurd was. We bel den éénmaal, tweemaal, drie maal, en ja, daar ging einde lijk de deur op een kiertje open en ér van ons deed het verhaal. Van wat ze toen zei kwamen we perplex te staan: „Da's oud nijs, he'k al zo vaak - etmaakt" cn pats, de deur dicht. Enfin, we zeiden, we hebben aan onze verplichting vol daan, venste elkaar goede nacht en gingen naar huis. De volgende dag hoorde ik, dat niet één van ons geslapen had; telkens moesten we aan onze koetsier denken. Toen hoorde ik ook hoe het die nacht verder was gegaan, 't Was ongeveer half vier, zo vertelde me Van der Werf, dat er een wagen stil hield voor zijn huis. Van der Werf: sprong uit bed en ging voor 't raam staan kijken. Hij zag tot z'n verbazing dat 't ons koetsjr was en dat de koet sier met moeite van de bok klauterde. Van der Werf zag dat hij naar de voordeur iiep er. hij hoorde de bel over gaan. Vervolgens ging de koetsier weer terug naar de wagen, nam de pet van 'e kop, dce 't petier open en. sü ons vieren er toen even uut late Amsterdam, M. KAASTRA.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 13