'T KLEINE KRANTSJE
DRIE EN VEERTIG LANGE JAREN LIGGEN ER TUSSEN NU EN HET
MOMENT, WAAROP HIJ VOOR HET LAATST IN LEEUWARDEN WERD
GEZIEN EN HOEWEL DE VONDST VAN EEN GERAAMTE ONDER DE
ROOK VAN DE STAD VEERTIEN JAAR NA ZIJN ONVERWACHTE VER
DWIJNING HET GROTE MYSTERIE LEEK OP TE LOSSEN, IS DE ONZE
KERHEID OVER ZIJN LOT NU NOG EVEN GROOT ALS OP DE DAG,
WAAROP HIJ VERDWEEN. IS DE TOEN ZES EN TWINTIGJARIGE
LEEUWARDER GEMEENTE-AMBTE NAAR JARIG WENSELAAR IN 1922
OM VOOR ONS ONBEKENDE REDENEN UITGEWEKEN NAAR 'T BUI
TENLAND EN HEEFT HIJ HET NIET DE MOEITE WAARD GEVONDEN
OOIT NOG IETS VAN ZICH TE LATEN HORÈN; IS DEZE JARIG WENSE
LAAR VERONGELUKT ONDER OMSTANDIGHEDEN, DIE ZIJN STOFFE
LIJK OVERSCHOT NIMMER TE VOORSCHIJN BRACHTEN, HEEFT HIJ
IN EEN NEERSLACHTIGE BUI DE HAND AAN ZICH ZELF GESLAGEN
OF - LAATSTE MOGELIJKHEID - HEBBEN ONVERLATEN, DIE ZICH
NIMMER LIETEN ONTMASKEREN EN DIE DE SPOREN VAN HUN MIS
DRIJF MEESTERLIJK CAMOUFLEERDEN
leiding van de gesprekken
op zich. Dat wil niet zeg
gen dat Jarig geen pret kon
maken; integendeel. Het
overlijden van zijn moeder
maakte echter diepe indruk
op hem. Zijn gesprekken
gingen toen vaak over
godsdienstige zaken.
Op het kantoor van de ge
meentereiniging toonde Ja
rig zich een goede werk
kracht. Hij was er nu bijna
twee jaar geweest en in-
middelsvan klerk bevor
derd tot boekhouder. Op
dit kantoor leerde hij ook
een meisje kennen. Hij
voelde veel voor haar, maar
durfde zijn genegenheid
niet te uiten. Na veel vijven
en zessen trok hij op een
goeie dag toch de stoute
schoenen aan. Het meisje
bleek weinig voor hem te
voelen en dit antwoord de
primeerde Jarig bijzonder.
ZELFMOORD
Kort na dit voorval kwam
de jonge Wenselaar in een
nacht van zaterdag op zon
dag zeer laat thuis. Iets wat
niemand van hem gewoon
lang was geweest, werd
geen antwoord gegeven.
„Dat doet er niet toe. Ik
vertel het later wel eens
was het enige wat hij die
avond over zijn lippen
kreeg. En inderdaad, later
vertelde Jarig Wenselaar
zijn vriend van de geeste
lijke plannen, die hij die
nacht had gehad. Urenlang
had. hij langs de Harlinger-
trekvaart gelopen. Hij wil
de zich zelf verdrinken. Hij
had het gelaten om zijn va
der, broers en zusjes, die
nas geleden hun moeder
hadden verloren. „Het wa
ter zou koud geweest zijn",
schertste zijn vriend, maar
Jarig reageerde niet op dit
„grapje", hij bleef er ern
stig bij.
Op het kantoor had men
deze ervaring met Jarig
kennelijk niet. Hij deed zijn
dagelijkse werk en zijn su
perieuren waren ook te
vreden over hem, want hij
kreeg zijn vaste aanstelling.
En toch schijnt er een kink
in de kabel gekomen te
zijn. In het najaar van 1922
Jarig Wenselaar
Jarig Wenselaar was de
eerste zoon van bakker
Wenselaar in Baijum. De
winkel van vader Wense
laar was maar klein, maar
met hard werken kwam hij
er toch nog beter dan een
arbeider uit die dagen. Ja
rig bleef niet de enige in
het gezin Wenselaar. Er
volgden nog drie broers en
twee meisjes. Het bleek al
gauw, dat de opgroeiende
Jarig gezegend was met
een helder verstand. Dit
bleek vooral in de school
jaren. Jarig kon altijd goed
meekomen. Het was dan
ook helemaal niet zo ver
wonderlijk, dat vader Wen
selaar er mee akkoord ging
dat zijn zoon de normaal
school volgde. Hij behaalde
de onderwijzersacte, maar
bleef voorlopig door stude
ren in de wiskunde. Het zat
hem niet mee om snel aan
de slag te komen. In tegen
stelling met de tegenwoor
dige tijd, was het in de
twintiger jaren zeer moei
lijk een baan als onderwij
zer te krijgen. Een aanbod
als klerk bij de Leeuwarder
Gemeentereiniging te ko
men werken was voor hem
een welkom meevallertje
om te kunnen beginnen.
De dagelijkse reis van
Baijum naar Leeuwarden
was hem te bezwaarlijk en
hij besloot daarom in Leeu
warden in de kost te gaan.
Hij klopte het eerst aan bij
Weduwe Haitema in de
Steinstraat. In dit kosthuis
leerde hij een jongeman
kennen, met wie hij later
veel uit en omging.
Van de Steinstraat verhuis
den de twee naar de fami
lie Louwenaars aan de
Huizumerstraat, waar ze
volledig in de kost kwa
men. Ook hier bleven Wen
selaar en zijn vriend niet
lang. Nu kwamen ze in de
kost bij de dames Brada in
de Bagijnestraat. De drie
zusters konden de twee
jongemannen een slaapka
mer en een bedstede aan
bieden. De vraag was nu;
wie slaapt in de bedstede
en wie in de veel gerieflij
ker kamer Er werd een
loterijtje op touw gezet. Ja
rig was de gelukkige. Hij
mocht het kamertje betrek
ken.
De twee trokken er vaak
's avonds op uit. In deze
momenten was Jarig vaak
terughoudend en zijn
vriend nam meestal ook de
was en dus verbaasde het
iedereen. De kostjuffrouw
en zijn vriend hadden tot
half drie gewacht. Pas veel
later kwam Jarig opdagen.
Op de vraag waar hij zo-
- Jarig had intussen een
ander meisje leren kennen,
maar ook met haar had hij
de connecties verbroken -
deden er zich moeilijkhe
den voor op het kantoor.
Het was de avond van de
2e november. Jarig wilde
naar een vergadering van
de V.C.J.B., die gehouden
werd in de bovenzaal van
Café Braak aan de Schrans.
Zijn vriend moest die avond
naar boekhoudles en ze
hadden afgesproken, dat
wie het eerst klaar was, de
ander zou afhalen.
Het was goed en wel afge
sproken, toen er gebeld
werd. De kostjuffrouw deed
open en er bleek een mijn
heer te zijn voor Jarig. Het
was de onderdirecteur van
gemeentewerken, de heer
D. P. Bottinga. Jarig stond
zijn chef, die al naar boven
was gegaan, te woord. Het
was een fluisterend ge
sprek.
Jarig ging met de heer
Bottinga mee, maar voor
hij de deur uit ging vertel
de hij zijn vriend, dat de
afspraak blijven kon zoals
ze was. Wat heeft de heer
Bottinga deze avond met
zijn boekhouder bespro
ken
De heer Bottinga verklaar
de later: „De boeken, die
Jarig als boekhouder op
het kantoor van de gemeen
tereiniging bijhield, waren
niet in orde. Ik wil niet
zeggen dat er een geldte
kort was, maar er waren
zoveel slordigheden in de
boeken geconstateerd, dat
aangenomen moet worden,
dat de jongen niet voor zijn
taak berekend is geweest".
De heer Bottinga noemde
ook een enkel voorbeeld:
„Een som gelds, die een
boer had betaald voor mest,
was niet verantwoord, ter
wijl geld, dat een ander nog
moest betalen, wel te boek
stond. Slordigheden alle
maal, die de leek de indruk
geven dat er geknoeid was.
Ik ben er echter wel zeker