'T KLEINE KRANTSJE 8 Paragnost H. RIJPKEMA Paragnost W. THOLEN helderzienden staa JARIG WENSELAAR IS DOOD. DE LEEUWAR DER GEMEENTEAMBTENAAR, DIE IN 1922 SPOORLOOS VERDWEEN, DIE SEDERTDIEN NIETS MEER VAN ZICH HEEFT LATEN HOREN EN VAN WIE WIJ ONS TWEE WEKEN GELE DEN AFVROEGEN, OF HIJ WAS VERMOORD, IS BESLIST NIET MEER IN LEVEN. DAT IS DE MENING VAN TWEE HELDERZIENDEN, MET WIE 'T KLEINE KRANTSJE ZICH IN VE DING STELDE, VÓÓR VEERTIEN DAGEN i DEN HET VERHAAL OVER HET MYS' WENSELAAR IN ONS BLAD WERD i DRUKT. BEIDE PARAGNOSTEN ZIJN IN MENING ZEER PERTINENT: DE SPOOE VERDWENEN JARIG WENSELAAR LEEFI MEER. MAAR IN HUN ZIENSWIJZE OVEI Jarig Wenselaar De twee helderzienden die 't Kleine Krantsje voor de ze zaak in de arm genomen heeft, waren de heren H. Rijpkema te Leeuwarden en W. Tholen te Emmeloord. Met de heer Rijpkema is op zaterdagavond 1 mei per soonlijk contact opgenomen en de heer Tholen werd door ons op maandagmor gen 3 mei telefonisch be naderd. Tegenover beide heren heb ben wij met geen woord over het mysterie gerept; de heer Rijpkema toonden wij tijdens een onderhoud bij hem thuis enkele foto's van Jarig Wen selaar, de heer Tholen vroe gen wij slechts telefonisch iets te vertellen van „een persoon op een foto, die hier voor ons ligt". Wat beide heren zeiden „te zien" kan frappant worden genoemd, al moeten we met nadruk stellen, dat hun zienswijze bepaald niet juist hoeft te zijn - hun te gengestelde mening ten aanzien van het gevonden geraamte toont al aan, dat we met het trekken van conclusies uit hun lezingen niet voorzichtig genoeg kunnen zijn. De foto's, die in de ge sprekken met de beide hel derzienden ter sprake kwa men, waren: a. een repro ductie van het borstbeeld van Jarig Wenselaar, ge nomen uit een groepsfoto van zeven leerlingen van de Kweekschool te Leeu warden; b. de originele foto van deze groep van zeven kwekelingen en c. een re productie van een in 1936 in het blad De Telegraaf afgedrukt borstbeeld van Jarig Wenselaar. Wij geven nu - hier en daar enigszins bekort - het ge sprokene weer in het on derhoud, dat onze redac teur Fenno Schoustra met de beide heren helderzien den heeft gehad. Sch.: „Kunt u mij iets zeg gen van deze foto geeft de onder a. genoem de reproductie) Rijp.: „Is deze man nog in leven Sch.: „Dat weet ik niet" Rijp.: „Is dat uw vraag, of deze man nog leeft Sch.: „Inderdaad" merkwaardig, ik zie hier zeker een stuk of zeven mensen bij, ik weet niet, of u deze bijzonderheden kent, of u daarmee op de hoogte is, er is ook een vrouw bij, die zie ik op de achtergrond, die heeft hier iets mee te maken, ik zie hier deze man, of ik weet, van die groep leeft misschien nog een, hebt u die foto van die groep Sch.: „Ja, die foto heb ik hier". Rijp.: „Mag ik straks die andere foto ook zien, dit is vreselijk, er zijn mis schien nog een of twee Dit is de groepsfoto met de zeven leerlingen van de Kweekschool te Leeuwarden, die wij de helderziende H. Rijpkema lieten zien. Van de heer A. Roosma, die nog in Leeuwarden woont, kregen wij de vorige week de namen van de gefotografeerden door. Het zijn, achterste ry v.l.n.r.: W. Haenen, later werkzaam bij het onderwijs in Ned. Oost Indië en daar waarschijnlijk overleden; M. Smit, later by de Geldersche Tramweg Mij en A. Ko ning, later handelaar, waarschijnlijk overleden; voorste rij: K. de Vries, later gymnastiek leraar aan de Rijkskweekschool te Middelburg, Jarig Wenselaar en A. Roosma, later onderwijzer en laatstelijk directeur van de Gemeentelijke Opleidingsschool voor Kleuter leidsters te Leeuwarden; op de grond: E. Caspers, later tekenleraar by het M.O. in Zwolle Rijp.: „Ik krijg hier omheen een heledeze man is dood. Als u het mij vraagt is dit eenik word hier ontzettend benauwd, een ontzettende angst krijg ik hierbij, dit is niet leuk meer, deze man is hier niet alleen, hoe oud is deze foto, hier stonden, even kijken, is dit uit een boek weg of zo, is dit van een originele foto, hier is bij, even kijken, heel iemand, die er naast staat krijgt een ontzet tende pijn in de rechter schouder, van deze foto krijg ik een ontzettende angst, hoe oud is deze foto, ik zal u vertellen, die is al oud, die is niet van recente datum, ik krijg hier allemaal narig heid omheen, de een heeft het aan de rug, een ander ontzettende pijn, deze man is dood voor zover in leven". Sch.: „Ik kan u die foto ge ven". Rijp.: „Nee, houdt u die nog even vast" Geruime tijd stilte Rijp.: ,U kan niet zeggen of deze man, ik zie hem blind aan één oog, net of ze hem.... hij is ergens verpleegd geweest, net of hij iets gehad heeft, iets aan z'n oog, volgens mij is deze man dood, geeft u die andere foto eens". Sch.: „Alstublieft" (geeft groepsfoto met zeven kwekelingen) Rijp.: „Weet u ookkent u deze man, die heeft met het onderwijs te maken (strijkt met vinger over hoofd van A. Roosma, la ter onderwijzer te Leeu warden), deze man is in leven, is dat zo Sch.: „Voor zover ik weet wel, herkent u die man?" Rijp.: „Nee, ik herken hem niet en ik ken hem niet". Enige tijd stilte. Rijp.: Strijkt met vingers over hoofd Wenselaar. „Volgens mij heeft deze man wat aan z'n oog, dat hoofd is geopend nader hand; die had een tumor of zo in de hersenen. Strijkt met vingers over hoofd Roosma. „Heeft u deze man gesproken Sch.: „Nee, ik heb met nie mand van die groep ge sproken". Rijp: „Hier zit een vreselijk tragische beweging acht- ter. 't Geeft me allemaal een vreselijk nare en ake lige indruk, ik vind dat helemaal niet prettig, maar niet alle personen hebben met dat nare ge voel te maken. Hebt u nog meer foto's?' Sch.: „Ja, ik heb er nog een" (geeft reproductie uit De Telegraaf). Riip.: „Ja, die man is dood! Hij heeft erg geleden vol gens mij. Ik krijg vage indrukkenweer dat hoofd, of dat een tumor is of zo, ik zie weer dat hoofd en dat is ook het eindeer zit wat in, of dat een tumor is, 't kan ook een kogel wezen, ik ben er akelig van Sch.: „Ik heb hier een foto voor me liggen, kunt u mij iets zeggen van die persoon?" Thol.: „Die man is in een

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 8