Leeuwarden was vroeger één groot marktterrein Renault Uit het geheugen opgediept Meubelzaak van Bearda gaat straks verdwijnen Wim Overmeer overleden ADRESBOEK 'T KLEINE KRANTSJE 4 Actief gebleven VOOR NAAR II OSIER DE BEDROGEN BARBIER UIT DE AMELANDSSTRAAT In een lang vervlogen tijd, toen het nog spookte in Nederland, hield dokter Faust, de vermaard- ste aller tovenaars, zich ook een poosje in Leeuwarden op: hij had zijn intrek genomen in de herberg Het Hooghuis op de hoek van de Nieuwestad en de Oude Lombardsteeg. Op een goeie dag liet hij zich scheren bij een barbier in de Amelands straat, die energiek met z'n werk begon, toen hij begreep met een zeer voorname klant te doen te hebben. Al spoedig evenwel bleek, dat hij maar niet kon vorderen: had hij de ene kant van de kin ge schoren, dan kwam de baard alweer te voorschijn, terwijl hij met de andere kant begon. Ten slotte begon het dokter Faust zelf te vervelen: met veel ge scheld en gevloek ontrukte hij de barbier het mes, sneed zich zelf het hoofd af, zette dit op de tafel, schoor het met enkele ge routineerde halen spiegelglad en zette het toen weer op z'n plaats terug. „Ziezo", zei hij, „ik kan het beter dan jij, nietwaar. Maar je hebt toch je moeite ermee ge had en daarom wil ik je belo nen". Daarna duwde hij de ver baasde barbier een gouden du kaat in de hand. Verheugd wilde de Figaro z'n vrouw vertellen van het buiten kansje, maar toen hij de hand opende, lag er geen gouden du kaat, maar slechts een koperen duit in de palm van de hand. „Wel drommels", zei de barbier, „dit moet een vergissing zijn: ik zal dat heerschap direct weer gaan opzoeken. En zo kwam de goede man in Het Hooghuis te recht, waar dokter Faust zich bijzonder verbaasd toonde, dat de kapper een koperen duit in- plaats van een gouden dukaat had gehad. „Welnu", zei Faust, „dan krijg je een andere, maar let nu goed op: kijk, dit is een gouden dukaat Tevreden gesteld keerde de kap per naar de Amelandsstraat te rug, maar toen hij het geldstuk nog eens wilde bewonderen, bleek het toch weer een kope ren duit te zijn. En woedend smeet hij die stuiver toen zo ver mogelijk van zich vandaan. Het statige witte herenhuis aan het Gouverneursplein op de hoek van de Beyerstraat heeft 46 jaar de meubelfabriek van Bearda gehuisvest, als op 1 sept. a.s. het pand leeg zal komen. Deze voormalige stins zal, na een kleine binnenverbouwing, twee gemeentediensten gaan herbergen. De meubelfabriek en winkel werden in 1919 opgericht door Broer Bearda. Door diens slech te gezondheid werd ook me vrouw Bearda gedwongen om in de zaak te werken. Zij heeft zich in die tijd volledig ingewerkt en toen de oprichter in 1931 kwam te overlijden, zette de weduwe Bearda de zaak voort. Zij hertrouwde, maar bleef ac tief in de zaak. Haar tweede man, de heer Middendorp, leidde de administratieve, zijzelf de artistieke kant van het be drijf. Op de fabriek aan de Mug- gesteeg werd de heer F. Botte- ma, die sedert 1921 aan de zaak was, chef. Begin 1940 kwam mevrouw Middendorp opnieuw alleen te staan toen haar tweede man stierf. Zij zette het bedrijf ech ter voort en stelde de heer Bot- tema als bedrijfsleider aan. Zo is het tot op heden gebleven. Mevr. Middendorp heeft ge durende een jaar pogingen ge daan om de zaak aan anderen over te doen, maar het is niet gelukt. Ze is nu blij met de be stemming als kantoor voor de gemeente, omdat het pand in de oude vorm van stins zal worden teruggebracht. De heer Bottema, die een ge degen meubelmaker is en als laatste opdracht de meubels van Heemstra-state in Oenkerk res taureerde, zal als zelfstandig adviseur zijn werk voortzetten. Zo zal een zaak, die in onze stad een aparte plaats innam, na bijna 50 jaar verdwijnen. De bij een tragisch verkeerson geval om het leven gekomen Willem J. D. Overmeer (64 j.) heeft in z'n jonge jaren vooral bekendheid verworven als doel- verdediger van Frisia. In 't Kleine Krantsje is zijn naam al herhaaldelijk genoemd in de rubriek „Friesland laat de voet bal rollen". Wim Overmeer was een van de beste, zo niet de al lerbeste doelverdediger, die Fri sia heeft gehad: zijn ster steeg tot grote hoogte in de jaren Zo'n zestig jaar geleden concentreerde de weekmarkt zich niet alleen op het Wilhelmina- plein beurs en veemarkt daargelaten maar was ze verspreid langs de grachten van de oude binnenstad. Leeuwarden was in die dagen een stad vol markten. Van Hoeksterpoorts- brug tot Vrouwenpoortsbrug strekte het marktterrein zich uit. Hier was het een drukte van belang. Men zegt wel: „oost is oost en west is west en die zullen elkaar nooit ontmoeten", maar de „Woudsjes" uit het oosten en de bouw- en greidboeren uit het westen ontmoetten elkaar vrijdags toch en wel in de vele café's langs de grachten. rond 1924. Hij stond ook onder de lat in het elftal van Frisia, dat in 192s het noordelijk kam pioenschap verwierf. Ook bij verschillende andere takken van sport blonk Wim Overmeer uit: hockey, lawn- tennis, kegelen, biljarten. Al ver voor de tweede wereldoorlog is de heer Overmeer naar het wes ten gegaan. Zijn vrouw, Maria A. P. A. Bes, verloor eveneens het leven bij dit auto-ongeluk. Van heinde en ver trokken boe ren en dorpsbewoners naar de stad. Ze kwamen in omnibus sen, door paarden getrokken, of met eigen rijtuigen. Er werd uit gespannen bij „De Bleek" (Klop- ma, aan het begin van de Gro ningerstraatweg) bij „Spoor- zicht" (IJke de Jong tegenover de Klanderij) of bij de „Groene Weide". Bij deze herbergen la gen nog stukken land voor de paarden. De buitenlui toonden geen haast, kalm gingen ze eta lages bekijken en winkelen. Bij de Hoeksterpoortsbrug begon de markt al. Tegen de muur, die het terrein van de gasfabriek afsloot, stonden kraampjes met landbouwgereedschappen, klom pen, touw. Wie er trek in had, kon er ook koffie drinken en belegde broodjes eten en zoute en zure haringen. Aan de walkant hadden de vrachtrijders hun hondekarren gestald. Ze brachten, van hun dorp goederen naar de stad en hoopten 's avonds met heel wat vracht naar huis te kunnen te rugkeren. Vaak was hier een heel blafconcert te beluisteren. In de gracht tussen Hoekster- brug en Dubbele Pijp lagen aan weerskanten beurtschippers. Een vaste legplaats had hier „Ouwe Bouman", die vanuit z'n schip matten en appels in de handel bracht. Vooraan op de Nieuwe- buren onder hoge bomen ston den ook hondekarren. Wie over de „Trapkesbrug" naar de Tui nen ging, zag daar een paar vis sersbootjes met zoetwatervis liggen de vis werd op de wal verkocht. Tussen Sakrament- straat en Hotel De Doelen was de groentemarkt: voor een paar centen een schort vol groente of een slütkorf" vol appels of peren. De joodse kooplui stonden op De Kelders; de meesten met textiel, die op de grond lag uit gespreid. Eén van hen duikt nog in mijn herinnering op: Le Grand. Hij had z'n verhaaltje altijd aardig klaar. Niet alleen was hij een gewiekste koopman maar ook een zanger en dichter met gedichten in deze trant: „mensen met verstand kopen bij Le Grand hun garen en band" of „Moeke, je hoeve hier niet lang te zoeke, ik hew grote keu ze in mannen- en vrouwebroe ken". Dan was er een eindje verder nog een koopman-dichter. Z'n naam ben ik vergeten, maar zijn gedichten niet: „Scharen en messen met een goeie snee, al lemaal een dubbeltjee" of „man nen, met zo'n wandelstok in je hand, verover je de mooiste meid in 't land Op de Brol stonden kooplui in ongeregelde Koopman Le Grand: „Cent een el goederen. Ze namen de hele „Piep" in beslag. Koopman Troostwijk had hier een lijntje gespannen mèt gedragen kleren. Wat wij nu officieel de Berliku- mermarkt noemen, heette in die dagen Aardappelmarkt. Boeren verkochten hier hun aardappe len aan groentehandelaren en particulieren. Door de smalle, onvergetelijke Peperstraat kwam men op de Nieuwestad. Hier was het hart van de markt. Hier kon je wat beleven Hier vond men de standwerkers. Maar eerst De Waag nog, waar de „Kiepemerk" was. Kippen, dui ven, konijnen en zangvogels als vinken, sijsjes en lijsters waren hier te koop, maar ook honden en geiten. Als vogelhandelaar herinner ik mij Zelle, de oom van de latere, veel besproken „Mata Hari". Onder de standwerkers van naam had je Kokedorus en Jaap Hollander. De laatste was de likdoornkoning. Hij stond mid den op de Lange Piep in gekle de jas met een hoge hoed op. Voor hij met zijn lofrede begon, stroopte hij zijn mouwen op, maakte wat bewegingen in de lucht en stak aldus van wal: „boeren, burgers en mensen, wees allen gegroet en prijs u vereerd dat Jaap weer is gearri veerd Zijn zalf was uiterst best, een beetje op de likdoorn en de pijn was in een omme zien weg. Hij demonstreerde dit bij iemand uit het publiek, die schoen en kous moest uit trekken stem uit het luiste rende publiek: „Nou, je magge je futen oek wel eens wassen De zalf was nep. Het verdoofde alleen maar de pijn, die later nog erger terugkwam Aan de stille kant, tussen Socië teit en Nieuwe Steeg was de vleesmarkt met goedkoop vlees 's zomers vol blauwe vliegen, maar die kreeg je op de koop toe. In de gracht langs de hele Nieuwestad lagen weer beurt schippers, de goederen op de wal. Bij de Vrouwenpoort was de markt gelijk aan die bij de Hoeksterpoortsbrug. Zo ongeveer was het stadsbeeld op de vrijdagen in Leeuwarden. Kostbaar zijn de herinneringen aan die goeie, ouwe tijd, waar over oudere Leeuwarders en trouwe marktbezoekers van bui ten, nu nog zo graag mogen praten. J. C. VAN DAM Wie van de lezers zou 't Kleine Krantsje nog kunnen helpen aan een exemplaar van het ADRESBOEK van Leeuwarden van 1939 (of een nog eerder verschenen exemplaar SPANJAARDSLAAN 162 - LEEUWARDEN -TELEF. 05100-20043

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 4